In het motu proprio "H. Paus Paulus VI - Motu Proprio
Integrae servandae
Wijziging van de naam en ordening van het Heilig Officie
(7 december 1965)" van 7 december 1965 over het Heilig Officie zegt de Paus over de Congregatie voor de Geloofsleer: "Zij onderzoekt nieuwe leerstellingen en opinies, op welke wijze deze ook verspreid zijn, en bevordert de studies hierover, en stimuleert congressen van geleerden."
Pater E. Dhanis s.j., rector magnificus van de Gregoriana en Consultor van de Congregatie voor de Geloofsleer, heeft daarom een symposion georganiseerd en geleid over het mysterie van de erfzonde. Het werd gehouden te Nemi bij Rome 11-13 juli en de deelnemers waren zeer tevreden over hun onderling gesprek.
Er waren 12 deelnemers: de reeds vermelde pater E. Dhanis s.j., C. Moeller, ondersecretaris van de Congregatie voor de geloofsleer, R. Masi, rector van het collegio apollinare, R. McKenzie s.j., rector van het Pauselijk bijbelinstituut, P. Benoît o.p., directeur van de Ecole Biblique de Jérusalem, E. Boné s.j., rector van de Facultés Universitaires de Namur, Z. Alszeghy s.j., professor van de Gregoriana, M. Flick s.j., professor van de Gregoriana, R. Gagnebet o.p., professor van het Angelicum, K. Rahner s.j., professor van de universiteit te München, M. Labourdette o.p., professor van het Studium Theologicum te Toulouse, V. Marcozzi s.j., professor van de Gregoriana. Als secretaris fungeerde G. Ruggieri.
Maandag 11 juli hield de Paus een H. Paus Paulus VI - Toespraak
Tot de deelnemers aan het symposium over het mysterie van de erfzonde
(11 juli 1966). Zoals gebruikelijk ontving de pers in het persbureau van het Vaticaan onmiddellijk na de toespraak een tekst, maar plotseling werd het uitdelen ervan gestaakt. Toch waren reeds enkele exemplaren in omloop gekomen. Het gevolg was, dat dezelfde avond, 11 juli, Radio Vaticana er in een uitzending verslag van gaf (men had vergeten haar te waarschuwen) en dat het ochtendblad L'Avvenire d'Italia er, eveneens 12 juli, een verslag van gaf. Ook zijn exemplaren terechtgekomen bij persbureaus. Aldus ontstond deining rondom de volgende passage, die door het K.N.P. 11 juli aldus is doorgegeven:
"Het is daarom volkomen duidelijk, dat de verklaringen welke enkele moderne schrijvers van de erfzonde geven, u onverenigbaar met de oorspronkelijke katholieke leer zullen voorkomen. Deze schrijvers gaan uit van de allesbehalve bewezen theorie, dat het menselijk geslacht niet van één ouderpaar afstamt, maar van meerdere ouderparen. Zij ontkennen min of meer openlijk, dat de zonde vooral en eigenlijk de ongehoorzaamheid van een enkele mens, Adam, de stamvader van alle mensen, aan het begin van de geschiedenis is geweest. Deze opvattingen kloppen niet met de leer van de Heilige Schrift, de traditie en het kerkelijk leergezag, volgens welke leer de schuld van de eerste mens doorwerkt in al zijn nakomelingen. Maar ook de hypothese van het evolutionisme, welke bij veel wetenschapsmensen en ook theologen opgang maakt, vanwege haar waarschijnlijkheid, zal u geen ernstige beschouwing waard zijn, in zover zij niet overeenstemt met de katholieke leer, welke beslist de onmiddellijke schepping van de menselijke ziel van alle mensen en van ieder afzonderlijk bevestigt en de ongehoorzaamheid van de eerste mens van beslissende betekenis voor het lot van de gehele mensheid houdt". "Het is nuttig hier erop te wijzen", zo besloot de Paus, “dat deze ongehoorzaamheid niet zo mag worden gedacht, dat deze zou hebben plaatsgevonden, voordat Adam tot heiligheid en rechtvaardigheid was geroepen. Dit zou strijdig zijn met hetgeen het Concilie van Trente heeft geleerd".
Zaterdag 16 juli verscheen de toespraak in de Osservatere Romano, waarvan hier de vertaling volgt.
Bron: Katholiek archief 21e jrg.
Publicatiedatum: 18 juli 1966
Laatst bewerkt: 25 januari 2014