Voordracht op 1 mei 2012 voor het Congres "2012 Catholic Media Congres" door Msgr. Paul Tighe, secretaris van de Pauselijke Raad voor de Sociale Communicatiemiddelen.
In de afgelopen 25 jaar hebben we een exponentiële ontwikkeling gezien in de mogelijkheden van technologieën die menselijk communicatie ondersteunen en mogelijk maken.
De combinatie van deze ontwikkelingen, in de mobiele telefonie, computertechnologie, glasvezel en satellieten, betekent dat velen van ons nu apparaten bij ons dragen die ons direct toegang geven tot een buitengewone hoeveelheid informatie, nieuws en opinies van over de gehele wereld en die ons in staat stellen om met woord, tekst of het delen van afbeeldingen te communiceren met mensen en instanties uit elke hoek van de wereld.
Deze revolutie van informatie- en communicatietechnologieën kan echter niet afdoende worden begrepen in enkel instrumentele termen: het is niet slechts een kwestie van een groei in communicatie en het uitwisselen van informatie op het gebied van hoeveelheid, snelheid, efficiëntie en toegankelijkheid, maar veeleer dat we gelijktijdige veranderingen zien in de manieren waarop mensen deze technologieën gebruiken om te communiceren, leren en met elkaar om te gaan – we maken een paradigmaverschuiving mee in de gehele communicatiecultuur.
In zijn Paus Benedictus XVI - Boodschap
Nieuwe technologieën, nieuwe relaties. Bevorderen van een cultuur van respect, dialoog en vriendschap
43e Werelddag van de Sociale Communicatiemiddelen
(24 januari 2009), onderstreepte en vierde Paus Benedictus “de buitengewone mogelijkheden van de nieuwe technologieën, indien ze gebruikt worden om onderling begrip en solidariteit onder mensen te bevorderen”. Hij merkte in het bijzonder op:
“De nieuwe technologieën hebben ook mogelijkheden geschapen voor een dialoog tussen mensen uit verschillende landen, culturen en godsdiensten. De nieuwe digitale ontmoetingsplaats, het virtuele internet of cyberspace geheten, stelt hen in staat elkaar te ontmoeten en elkaars gebruiken en waarden te leren kennen.” Paus Benedictus XVI, Boodschap, 43e Werelddag van de Sociale Communicatiemiddelen, Nieuwe technologieën, nieuwe relaties. Bevorderen van een cultuur van respect, dialoog en vriendschap (24 jan 2009), 7
Ik wil een aantal van de uitdagingen bespreken waar we aandacht voor moeten hebben, willen de nieuwe technologieën hun onbetwtiste potentieel bewerkstelligen om een platform voor een wereldwijde openbare ruimte of forum te zijn, waar een werkelijk insluitend menselijk gesprek of dialoog kan ontstaan.
Mijn eerste zorg zal niet de technische beperkingen die we moeten overwinnen betreffen, maar eerder de culturele uitdagingen: Eerst zal de nadruk liggen op die uitdagingen die eigen zijn aan de digitale communicatiecultuur en dit zal gevolgd worden door een overweging over die uitdagingen die al lang en vaak benoemd zijn in discussies over de taal van de openbare ruimte.
Ik zou echter op een positievere wijze willen beginnen, door te onderstrepen dat één van de grote drijfveren van de groei van de nieuwe media het gebruik ervan als middel van persoonlijke communicatie, in het bijzonder door jongeren, is. De wonderbaarlijke groei van sociale netwerksites bewijst het verlangen van jonge mensen naar verbondenheid, naar vriendschap en naar menselijke relaties.
Dit verlangen – ondanks de terloopse en oppervlakkige aard van een groot deel van de eigenlijke communicatie – is uiteindelijk een uitdrukking van de waarheid van de menselijke aard; het verlangen naar verbondenheid is menselijke wezens aangeboren. Vanuit het perspectief van de theologie kan het worden weergegeven als een manifestatie van onze geschapen aard; geschapen naar het beeld en de gelijkenis van God, een God die in essentie relationeel is, verlangen menselijke wezens naar eenheid met elkaar en zijn zij geroepen om in het hart van hun wezen personen van liefde te zijn.
In een digitale context is de taal van Paus Benedictus tijdens zijn bezoek aan Australië voor de Wereldjongerendagen bijzonder toepasselijk: “Liefhebben is waartoe wij geprogrammeerd zijn, waar we voor ontworpen zijn door onze Schepper”. De waarheid van dit inzicht in de betekenis van ons menszijn – dat alle mensen, ongeacht hun geloof, ras of cultuur, een fundamentele aanleg hebben om eenheid en begrip te zoeken – geeft ons de ultieme basis om te hopen dat universele dialoogvormen vrucht kunnen dragen, zelfs tegenover de uitdagingen die we moeten erkennen.
De grootste uitdaging voor de dialoog is het vaak onuitgesproken relativisme dat zo overheersend is in de westelijke cultuur, en waarvan de verwerping zo’n sleutelelement is van de leer van Paus Benedictus. Als er niet zoiets is als waarheid, als goede of verkeerde antwoorden, dan verliest de dialoog haar betekenis. Het is de gedeelde verplichting om naar de waarheid te zoeken, geworteld in de overtuiging van de uiteindelijke objectiviteit van de waarheid, die de menselijke dialoog en discussie hun uiteindelijke waarde geeft – anders worden zij oefeningen in overtuiging en manipulatie waarin elke partij haar eigen mening probeert te laten gelden, zonder enige verwijzing naar de eisen van de waarheid.
De veralgemeende en kritiekloze maatschappelijke acceptatie van de leerstellingen van het relativisme heeft een specifieke uitdrukking in de digitale wereld, waar de pure hoeveelheid aan informatie en opinie, waarvan veel in tegenspraak is, kan leiden tot een bijna gelaten acceptatie dat het geen zin heeft om te spreken over waarheid en objectiviteit. Tegenover zoveel stellingen, argumenten en tegenargumenten is het moeilijk te bepalen waar de ware autoriteit en expertise te vinden is.
Gezien de twijfelachtige en vaak anonieme herkomst van veel van wat in cyberspace verschijnt, wordt het heel gemakkelijk voor hen die willen bedriegen en manipuleren om hun meningen te verspreiden. De Britse filosofe Onora O’Neill heeft de ernstige risico’s die hieruit voortkomen opgemerkt:
“Als de media misleiden, of als lezers hun vermeldingen niet kunnen beoordelen, zijn de bronnen van openbaar debat en openbaar leven vergiftigd. De nieuwe informatietechnologieën mogen dan antiautoritair zijn, maar vreemd genoeg worden zij vaak gebruikt op manieren die tevens antidemocratisch zijn. Ze ondermijnen onze mogelijkheden om de beweringen van anderen te beoordelen en ons vertrouwen te geven.”
Een algemene reactie op dit fenomeen is dat mensen zich alleen tot informatie- en opiniebronnen richten die zij betrouwbaar achten. Dat is een natuurlijke en begrijpelijke benadering, maar niet één zonder risico. Vaak is het oordeel van welke bronnen betrouwbaar zijn geworteld in het vooraf vastgestelde wereldbeeld van de persoon in kwestie, en dient zij alleen om mensen in hun meningen te bevestigen, in plaats van hen te leiden naar een ware zoektocht naar waarheid en inzicht.
In de politieke arena bestaat het risico dat mensen zich alleen onderhouden met media waarvan zij weten dat deze hun eigen meningen steunen en zij zullen niet worden blootgesteld aan andere meningen of aan redelijk debat of discussie. Dit zal vervolgens leiden tot toenemend polariserende en confronterende vormen van politiek waarin er weinig ruimte is voor gematigde stemmen of consensus.
Een vergelijkbaar fenomeen vormt zich in de wereld van de katholieke media, in het bijzonder in de blogosfeer, waar het vaak niet voldoende lijkt te zijn voor de hoofdrolspelers om hun eigen meningen en overtuigingen te presenteren, maar waar zij ook vaak de argumenten, en zelfs de persoon, van hen die het niet met hen eens zijn, geneigd zijn aan te vallen.
Het is natuurlijk dat debatten over geloof en moraliteit vol overtuiging en passie worden gevoerd, maar er is een toenemend risico dat sommige uitdrukkingsvormen de eenheid van de Kerk schaden en, bovendien, waarschijnlijk niet de nieuwsgierigen en zoekenden naar een verlangen leiden om te leren over de Kerk en haar boodschap.
Een unieke uitdaging voor de mogelijkheid voor nieuwe media om te dienen als kanalen voor dialoog en toenemend begrip tussen volkeren is dat het buitengewone bereik van woorden en beelden voortgebracht door deze media, de snelheid waarmee ze worden geproduceerd en het feit dat er een constante stroom van nieuws en informatie is, betekent dat er erg weinig ruimte en tijd is voor een voortdurende en weloverwogen betrokkenheid en dat er een werkelijk gevaar is dat onze culturele discussie oppervlakkig wordt. Aartsbisschop Charles Chaput heeft dit risico beknopt uitgedrukt:
“Visuele en elektronische media, de dominante media van vandaag, hebben een bepaald soort inhoud nodig. Ze tieren welig op beknoptheid, snelheid, verandering, haast, variatie en gevoel. Maar denken vereist het tegenovergestelde. Denken heeft tijd nodig. Het heeft stilte en de methodische vaardigheden van de logica nodig.”
Het geleidelijke verdwijnen van de grens tussen de voorziening van informatie en entertainment getuigd van een verlies van een sociale honger naar serieuze betrokkenheid met belangrijke zaken, en draagt daar ook aan bij. Media-aandacht kan ook heel wispelturig zijn en het ene schijnbaar meeslepende onderwerp word vergeten als een andere meer in staat wordt geacht om het publiek te betrekken.
Deze voornoemde kenmerken van de digitale cultuur vormen een geducht obstakel voor degenen die de nieuwe media willen gebruiken om over betekenis en waarheid te spreken, om hun geloof en overtuigingen te delen. In 1990 herkende Paus Johannes Paulus II de specifieke uitdaging voor degenen die de boodschap van Christus bekend wilden maken al:
“Het is ook noodzakelijk om die boodschap te integreren in de ‘nieuwe cultuur’ die gevormd word door de moderne communicatie. Dit een complexe zaak, omdat de ‘nieuwe cultuur’ niet alleen voortkomt uit welke inhoud er dan ook uiteindelijk wordt geformuleerd, maar uit het pure feit dat er nieuwe vormen van communicatie bestaan, met nieuwe talen, nieuwe technieken en een nieuwe psychologie.” H. Paus Johannes Paulus II, Encycliek, Over de blijvende geldigheid van de missie-opdracht, Redemptoris Missio (7 dec 1990), 37
Voor de Kerk is het de uitdaging om een taal te vinden die past in dit nieuwe forum, maar die niet de diepgang en nuances van de boodschap die aan haar is toevertrouwd verraadt. De boodschap van de Kerk is op vele manieren radicaler tegencultureel dan ooit – de Kerk spreekt van waarheid in een milieu waar scepsis de norm is, zij probeert tot allen te spreken in een milieu waar de aandacht ligt bij nichemarkten en belangengroepen en zij nodigt mensen uit tot toewijding in een wereld waar nieuwigheden bepalend zijn.
De noodzaak een nieuwe ‘taal’ te vinden is niet nieuw voor gelovigen. In haar hele geschiedenis heeft de Kerk geleerd de onveranderlijke boodschap van Christus met nieuwe woorden en op nieuwe manieren, die passen in verschillende culturele contexten, te verkondigen. De Kerk is al lang ‘meertalig’. De nieuwe taal die zij vloeiend moet spreken om aanwezig te kunnen zijn op het nieuwe forum van ideeën en informatie, zal naast de andere talen van haar traditie komen te staan.
Degenen die bezorgd zijn dat de taal van de digitale cultuur te banaal of te tijdelijk is om de diepgang van de christelijke boodschap te vertalen moet onthouden dat het niet een taal is die de precieze taal van dogma en theologie, of de rijke taal van de homiletiek of liturgie, zal vervangen, maar eerder zal dienen om een eerste contact te leggen met degenen die zich ver van het geloof bevinden.
Degenen die reageren op dit eerste contact zullen worden uitgenodigd tot meer diepgaande vormen van betrokkenheid, waar zij deze andere talen in hun juiste context zullen leren. De Opperrabbijn van het Gemenebest, Jonathan Sacks, maakt een leerzaam onderscheid tussen de taal van het ‘broadcasting’, dat als doel heeft het algemeen publiek te betrekken, en dat van het ‘narrowcasting’, waarin de focus ligt op diegenen die ons wereldbeeld al delen.
Binnen de Kerk zijn wij gewend aan het gebruik van teksten als onze belangrijkste communicatietaal. Veel websites die ontwikkeld zijn door verschillende kerkelijke instanties blijven die taal gebruiken.
Men kan op het internet vele prachtige homilieën, toespraken en artikelen vinden, maar het is niet duidelijk of deze een jonger publiek aanspreken dat vloeiend is in een andere taal, een taal die geworteld is in de samenkomst van tekst, geluid en beelden. Veel van de teksten zijn gevormd met het oog op een bepaald publiek, een publiek dat bereid is de tekst te bestuderen en analyseren, maar hun aantrekkingskracht kan beperkt zijn voor degenen die browsen en heel snel verder zullen kijken als hun aandacht niet meteen getrokken is.
De moeilijkheden worden verergerd als de eigenlijke teksten een vocabulaire en uitdrukkingsvormen gebruiken die als onbegrijpelijk en afschrikkend worden ervaren, zelfs door een welwillend publiek; maar het grotere probleem gaat precies over de overmatige afhankelijkheid van teksten.
Door deze uitdaging aan te gaan zal de Kerk het voorbeeld van Christus volgen, die zijn tijdgenoten toespraak met woorden, verhalen en vergelijkingen, maar ook met daden en handelingen. Bovendien kan de Kerk zich wenden tot haar rijke erfgoed van kunst en muziek. Zoals de glas-in-lood ramen van de Middeleeuwse kathedralen tot een ongeletterd publiek spraken, moeten wij uitdrukkingsvormen vinden die passen bij een generatie de omschreven is als ‘post-geletterd’. Het leren van een nieuwe taal houdt een risico in, en beschamende fouten zijn vaak een kenmerk van dit leren, maar het alternatief is het risico dat we alleen maar tot onszelf spreken.
De nieuwe media bieden de Kerk ongetwijfeld een grotere kans om haar leer meer en directer bekend te maken aan steeds grotere aantallen en over alle soorten politieke en culturele grenzen heen. Het is mogelijk om, met gebruik van nieuwe technologieën, nieuw publiek te bereiken, om hen uit te nodigen de grote vragen over de betekenis en het doel van het leven te overwegen en hen de grote wijsheid van onze traditie aan te bieden. We moeten beter begrijpen hoe onze boodschap door verschillende toehoorders wordt gehoord en begrepen. Zoals Aartsbisschop Claudio Maria Celli heeft gezegd:
“We hebben altijd, en terecht, aandacht gehad voor de inhoud van onze leer; vandaag moeten we meer aandacht hebben voor ons publiek, of de verschillende toehoorders die we aanspreken, en hun zorgen en vragen begrijpen. We moeten de contexten en milieus waarin zij onze boodschap tegenkomen beter begrijpen en daar rekening mee houden. De opkomst van het internet als een interactief medium, waar gebruikers zich als onderwerp en niet slechts als consument betrokken willen voelen, nodigt ons uit om explicieter dialoogvormen van leer en presentatie te ontwikkelen.”
Door de talen van de nieuwe media te leren spreken, bereiden gelovigen de weg, niet alleen voor hun eigen effectieve gebruik van de nieuwe media als hulpmiddelen voor evangelisatie, maar ook voor de bevordering van die universele discussie en debat die nodig zijn als deze media hun potentieel willen realiseren om het welzijn van alle mensen te dienen. Zoals Paus Benedictus opmerkte in zijn encycliek Paus Benedictus XVI - Encycliek
Caritas in Veritate
Liefde in Waarheid - Over de integrale ontwikkeling van de mens in liefde en waarheid
(29 juni 2009):
“De sociale communicatiemiddelen bevorderen de vrijheid niet, noch globaliseren ze ontwikkeling en democratie voor allen, eenvoudigweg omdat ze de mogelijkheden tot het leggen van verbindingen en het verspreiden van ideeën sterk vergroten. Om zo’n doel te bereiken moeten ze gericht zijn op de bevordering van de waardigheid van de mensen en van de volkeren, nadrukkelijk bezield zijn door de liefde, en in dienst staan van de waarheid, van het goede, alsook van de natuurlijke en bovennatuurlijke broederlijkheid.” Paus Benedictus XVI, Encycliek, Liefde in Waarheid - Over de integrale ontwikkeling van de mens in liefde en waarheid, Caritas in Veritate (29 juni 2009), 73
Gelovigen moeten de inzichten van ons geloof inbrengen in het debat over de menselijke waardigheid, maar wil het effectief zijn dan moet het gebeuren door middel van een taal die toegankelijk is voor diegenen die ons geloof niet delen, maar in potentie wel onze zorg voor het welzijn van de menselijke gemeenschap.
Dit is een uitdaging die niet beperkt is tot de arena van de digitale media en het is een probleem waar de Kerk ervaring mee heeft. Binnen onze katholieke traditie hebben we het geluk dat veel van onze ethische leer, in het bijzonder, is geformuleerd binnen de traditie van de morele natuurwet en is geworteld in een antropologie die de betrokkenheid van allen die onze overtuiging van de centrale positie van de rede delen, uitnodigt.
Velen hebben gesproken over de noodzaak voor gelovige mensen om twee talen te verwerven: een eerste taal van burgerschap, die hen in staat stelt zich met alle anderen in het publieke forum te onderhouden; en een tweede taal die gedeeld kan worden met degenen die van dezelfde traditie zijn. De eerste taal is vaak minder rijk dan de taal van onze geschriften en onze liturgieën, maar maakt een constante conversatie mogelijk tussen degenen die de maatschappij vormen. Zoals Jonathan Sacks beweert binnen de context van de Britse maatschappij:
“Het in stand houden van deze eerste taal houdt belangrijke beperkingen in voor beide kanten. Voor christenen betekent het het toelaten van andere stemmen in de conversatie. Voor mensen van andere geloven betekent het in het reine komen met een nationale cultuur. Voor secularisten betekent het het erkennen van de kracht van verplichtingen die, voor hen, irrationeel moeten lijken. Voor iedereen betekent het instemmen met minder dan we zouden willen als iedereen zoals ons was, en zoeken naar meer dan alleen onze sectionele belangen: samengevat, voor het algemeen welzijn.”
Het gebruik van de eerste taal moet niet verward worden met de neiging onder sommige secularisten om religieuze taal of de inzichten van religieuze geloven uit te sluiten van het openbaar forum, maar vertegenwoordigt veeleer een balans tussen intolerante vormen van secularisme en fundamentalisme. Paus Benedictus heeft, wederom, dit onderwerp aangesneden:
“Iemand het recht weigeren zijn eigen geloof openlijk te belijden en zich ervoor in te zetten dat ook het openbare leven over de geloofswaarheden wordt onderricht, heeft negatieve gevolgen voor de ware ontwikkeling. Het uitsluiten van godsdienst van het publieke domein – en van de andere kant religieus fundamentalisme – belemmert de ontmoeting tussen mensen en hun samenwerking voor de vooruitgang van de mensheid. … Door secularisme en fundamentalisme verliest men de mogelijkheid tot een vruchtbare dialoog en doeltreffende samenwerking tussen rede en geloof. De rede heeft steeds behoefte aan zuivering door het geloof en dat geldt ook voor de politieke rede, die zich niet voor almachtig mag houden. Religie, van haar kant, heeft steeds behoefte aan zuivering door de rede, om haar ware menselijke gelaat te tonen. Het afbreken van deze dialoog zou een zware tol van de ontwikkeling van de mensheid eisen.” Paus Benedictus XVI, Encycliek, Liefde in Waarheid - Over de integrale ontwikkeling van de mens in liefde en waarheid, Caritas in Veritate (29 juni 2009), 56
Bron: www.abc.net.au
Vertaling: incaelo.wordpress.com
Publicatiedatum: 5 mei 2012
Laatst bewerkt: 16 mei 2012