H. Paus Johannes Paulus II - 11 januari 1993
Dierbare broeders in Christus!
Het is voor mij een reden tot grote vreugde om de bisschoppen van Nederland opnieuw te kunnen ontvangen. Terwijl ik u allen hartelijk groet, wil ik kardinaal Adrianus Johannes Simonis bedanken voor de gedachten en gevoelens die hij heeft uitgesproken in naam van allen. Ik herinner mij heel goed onze laatste ontmoeting, toen de opvolger van Petrus en de Nederlandse bisschoppen, samen met vele gelovigen, de eucharistie vierden rond het graf van Petrus en wel voor de eerste keer in de geschiedenis in uw moedertaal. Dit was bij gelegenheid van de sluiting van het Willibrordjaar, 8 november 1990; het was een treffend getuigenis van eenheid in het geloof van de apostelen, dat geloof dat Willibrord dertienhonderd jaar eerder naar uw land had gebracht.
U bent nu teruggekeerd om de graven van de apostelen Petrus en Paulus te bezoeken, om degene die “als herder van alle gelovigen ertoe is gezonden om het gemeenschappelijk welzijn van heel de kerk en het bijzonder welzijn van alle afzonderlijke kerken te behartigen” 2e Vaticaans Concilie, Decreet, Over het herderlijk ambt van de bisschoppen in de Kerk, Christus Dominus (28 okt 1965), 2 deelgenoot te maken van uw pastorale zorgen.
Er zijn leken die een taak vervullen binnen de parochiële, diocesane en landelijke kerkelijke structuren, die blijk geven van deze geseculariseerde forma mentis, en ook enkele religieuzen, die steeds meer in beslag genomen zijn door de sociale taak, welke vaak wordt geïdentificeerd met het missionaire werk zelf.
Zeker zijn er tekenen van hoop voor de toekomst. Er zijn nog steeds veel katholieke gelovigen die serieus het geloof in God beleven en die zich inzetten, in de parochies en in de diocesane structuren, alsook in initiatieven die de liefde van Christus voor de mensen uitstralen. De agressiviteit van de kritische bewegingen wordt minder en er zijn bemoedigende tekenen zichtbaar dat de gemeenschap rond de bisschop zich versterkt. De publicatie van de nieuwe Catechismus-Compendium
Catechismus van de Katholieke Kerk
(15 augustus 1997) zal beslist moed en kracht schenken aan de gelovigen, die in deze jaren van theologische gisting gedesoriënteerd waren, en zal degenen die de weg hadden verloren door valse profeten te volgen weer brengen naar de onvervalste bronnen van het geloof.
Wat dit betreft ben ik blij, dat ik de vele en belangrijke initiatieven die u in de afgelopen vijf jaar hebt genomen kan vermelden. Vanzelfsprekend is het niet mogelijk om op alles uitgebreid in te gaan. Om slechts de voornaamste te noemen, kunnen wij niet vergeten hoe u in de afgelopen periode, samen met de Belgische bisschoppen, de Nederlandse uitgave van het Getijdengebed hebt goedgekeurd, welke vervolgens in zijn geheel is voltooid en gepubliceerd met dit bezoek Ad Limina in het vooruitzicht. De liturgie van de getijden zal voor priesters en leken een onuitputtelijke voedingsbron zijn van het christelijke leven, opdat “heel de loop van dag en nacht door de lofprijzing van God wordt geheiligd” 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de heilige liturgie, Sacrosanctum Concilium (4 dec 1963), 84.
Verder hebt u een aantal documenten gepubliceerd die de verschillende praktische aspecten van het leven van de kerk in uw land behandelen, zoals het onderwijs, de parochies, de kerkelijke financiën, de liturgische muziek, de charitieve organisaties en andere onderwerpen.
Voor uw kerkelijke gemeenschappen hebt u enkele zeer waardevolle ‘bisschoppelijke brieven’ geschreven: over de charismatische vernieuwing; over vrede, gerechtigheid en heelheid van de schepping; over het Willibrordjaar; over de bescherming van het leven en over het ouder worden.
Uw brief Samen zondag vieren doet mij denken aan de statistieken die u mij dienaangaande hebt toegezonden. Het is te begrijpen, dat de daling van het zondagse kerkbezoek voor u een bron van zorg is. In meer of mindere mate doet dit verschijnsel zich ook voor in de andere landen van Europa. Terecht kan men zich afvragen of op dit terrein een nauwere samenwerking tussen de herders van het continent niet zou kunnen leiden tot doeltreffender oplossingen, opdat de wekelijkse viering van de Dag des Heren weer opnieuw de nodige aandacht in het christelijke leven verkrijgt.
De viering van de Eucharistie is tevens een gelegenheid bij uitstek voor catechese. Daarnaast is het natuurlijk noodzakelijk ook de mogelijkheden die andere vormen van vieringen bieden te benutten om de inhoud van het geloof te verklaren, om de band van de gelovigen met hun Kerk te versterken en om getuigenis af te leggen van het eigen geloof tegenover diegenen die nog niet geloven. Hierbij denk ik in het bijzonder aan de uitvaartliturgie, waarin de priester de mogelijkheid heeft om de aanwezigen inzicht te verschaffen in de christelijke leer over de liefde en het gezin; voorts kan een goede liturgie bij gelegenheid van een doopsel, door handelingen en de woorden van de priester, alle aanwezigen brengen tot een bezinning op het eigen doopsel en de consequenties die eruit voortvloeien.
In Nederland hebben de pastorale werkers een belangrijke plaats ingenomen, ook al zagen de bisschoppen zich in sommige gevallen genoodzaakt om tussenbeide te komen om situaties te corrigeren waarin de pastoraal werker zich bevoegdheden te buiten was gegaan. Maar over het algemeen kan men gegronde hoop putten uit de steun die zij, samen met een groeiend aantal permanente diakens en leken-vrijwilligers, kunnen verlenen aan de pastorale activiteit van de kerk in Nederland.
Het toenemend aantal kandidaten voor het priesterschap en de priesterwijdingen geeft beslist aanleiding tot een redelijk optimisme. In 1991 heb ik het seminarie van Haarlem ontvangen en in 1992 dat van Den Bosch: zo ben ik in de gelegenheid geweest om kennis te maken met alle centra voor priesterlijke vorming in Nederland. Reeds eerder heb ik het genoegen gehad de leden van de gemeenschappen van Rolduc, Bovendonk, het Ariënsconvict en van Vronesteyn te ontvangen. De bemoedigende tekenen die ook in uw land zijn war te nemen, namelijk van een ommekeer in de tendens wat betreft het probleem van de priesterroepingen, bevestigen wat ik heb geschreven in de Apostolische Exhortatie H. Paus Johannes Paulus II - Postsynodale Apostolische Exhortatie
Pastores Dabo Vobis
Ik zal u herders geven - N.a.v. de Bisschoppensynode over de priesteropleidingen
(25 maart 1992):
“Vele factoren lijken in de mensen van nu een rijper besef van de menselijke waardigheid en een nieuwe openheid voor de godsdienstige waarden, het evangelie en het priesterambt te begunstigen” H. Paus Johannes Paulus II, Postsynodale Apostolische Exhortatie, Ik zal u herders geven - N.a.v. de Bisschoppensynode over de priesteropleidingen, Pastores Dabo Vobis (25 mrt 1992), 6.
Met het oog op de toekomst van de kerk wil u uitnodigen om met uiterste zorgvuldigheid de theologische en geestelijke vorming van de seminaristen voort te zetten. Zij zullen later hun deel bijdragen aan een nieuwe opleving van het theologisch onderzoek en van de pastoraal.
Met oprechte bezorgdheid en met aanhoudend gebed volg ik de vele priesters die in uw land zijn belast met het pastorale werk. Zegt hun, broeders, dat de paus hen nabij is: dat hij zich er rekenschap van geeft hoezeer zij zich dikwijls overbelast kunnen voelen door de pastorale inspanningen. Spoort u hen aan om zich niet te laten ontmoedigen, in de zekerheid dat God de vrucht van hun werk zal weten de te vermeerderen door onze menselijke ontoereikendheid aan te vullen. En verzekert u hen ervan, dat de Voorzienigheid een nieuwe opbloei van geestelijk leven voorbereidt, ook daar waar op dit moment de kilte van afkeer, of nog erger van de onverschilligheid, lijkt te overheersen.
Zij zijn het meest onmiddellijk in contact met die kernen van de samenleving war ieder geluk en ieder geloof aanvangt: de gezinnen. Terwijl de onderlinge menselijke betrekkingen steeds ruimere vormen aannemen, niet alleen van nationale en internationale omvang, maar zelfs de gehele wereld omvattend, blijft toch altijd de goede verhouding binnen het gezin tussen de gehuwden en met de kinderen de basis voor de persoonlijke groei naar volwassenheid en voor een vruchtbare deelname aan het leven van kerk en samenleving. “Het gezin is als het ware een school voor rijker menselijkheid” 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk in de wereld van deze tijd, Gaudium et Spes (7 dec 1965), 52. In het gezin doet men voor het eerst ervaring op van waarheid, rechtvaardigheid en van liefde. En het is hier, in het christelijke gezin, dat het kind de eerste geloofsopvoeding ontvangt, voor het eerst hoort spreken over God en zelf woorden richt tot God.
In uw land gaat een hoog percentage van de leerlingen van de middelbare school naar de universiteit. Wat betreft hun godsdienstig leven zijn zij dikwijls aan zichzelf overgelaten. Daarom is voor deze centra van intellectuele vorming, en in het bijzonder voor die van katholieke denominatie, de verzekering van een adequate geestelijke bijstand onontbeerlijk, samen met de juiste leerstellige ondersteuning, zodat de jongeren op hun weg van culturele vorming in staat zijn een dergelijke synthese te vormen tussen de profane wetenschap en de inhoud van het geloof, en zo een eigen innerlijk evenwicht bereiken in een serieuze aanhankelijkheid aan die God die de bron is van elke waarheid.
Maar u weet dat ik uw zorgen ten volle deel en dat ik ze, samen met u, toevertrouw aan Haar die er de beste Voorspreekster van kan zijn bij de goddelijke Zoon. Nog geheel in de sfeer van Kerstmis, vragen wij aan Maria, Moeder van God en Moeder van de Kerk, om ons voor te gaan op de weg van het geloof, en om ons in alle omstandigheden moedige verkondigers te laten zijn van het Evangelie.
Samen met deze wensen verleen ik aan u en aan de oude en roemvolle kerken die aan uw pastorale zorg zijn toevertrouwd, mijn liefdevolle zegen.
Paus Johannes Paulus II