
H. Paus Johannes Paulus II - 8 september 1992
Dierbare medebroeders in het bisschopsambt, dierbare broeders en zusters overal ter wereld.
Christus is de Goede Herder. Hij ”roept zijn schapen bij hun naam en leidt ze naar buiten” (Joh. 10, 3-4). Wij, zijn kudde, herkennen zijn stem en wij delen zijn zorg om zijn volk bijeen te brengen en het te leiden op de weg van het heil. Op deze dertigste wereldgebedsdag voor de roepingen willen wij de Heer dringend smeken om aan zijn kerk ’werkers voor het evangelie’ te schenken. Het zal een vasthoudend en vertrouwvol gebed moeten zijn, vervuld van liefde voor onze broeders en zusters, die vaak ronddolen als schapen zonder herder.
Het uitgangspunt van de roepingenpastoraal is deze historisch en cultureel bepaalde situatie, waarin niet alleen de crisis duidelijk zichtbaar wordt, maar waarin men ook weer een opleven ziet van de roepingen.
Er moet dus een klimaat voor de roepingen worden geschapen waarin dit diepe verlangen van de mens herkenbaar is en aanvaard wordt, en dat doet beseffen dat alleen Christus hem de volle waarheid over het mensenleven kan zeggen. Hij die ”op een unieke en onherhaalbare wijze in het mysterie van de mens is doordrongen” H. Paus Johannes Paulus II, Encycliek, De Verlosser van de mensen, Redemptor Hominis (4 mrt 1979), 8 maakt aan de mens zichtbaar wat mens-zijn is en leert hem zijn verheven roeping kennen 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk in de wereld van deze tijd, Gaudium et Spes (7 dec 1965), 22: het leven is een gave die geheel om niet is geschonken, en buiten het perspectief van de zelfgave is er geen andere wijze van leven die de mens waardig is. Christus, de Goede Herder, wekt iedere mens op zich in die waarheid te herkennen.
Roeping wortelt in liefde en brengt tot liefhebben, omdat ”de mens niet kan leven zonder liefde” H. Paus Johannes Paulus II, Encycliek, De Verlosser van de mensen, Redemptor Hominis (4 mrt 1979), 10.
Voorwaarde voor een degelijk roepingenklimaat is de toeleg op een nieuw leven, een dankbaar en onzelfzuchtig leven dat zijn verantwoordelijkheid kent; in diepste wezen betekent het de koestering van het verlangen naar God, die de genade schenkt de mens te achten ’om zich’, en om voortdurend op te komen voor de waarheid van de mens, overal waar hij naar ziel of lichaam wordt belaagd.
Boven alles zal de jongerenpastoraal ook uitdrukkelijk roepingenpastoraal moeten zijn en moet zij er op gericht zijn om de jonge mens bewust te maken van Gods stem, opdat hij of zij de schoonheid leert zien en smaken van een aan God geschonken leven binnen een vast kader.
Vervolgens zal ook iedere christen daadwerkelijk bijdragen aan het bevorderen van het klimaat waarin de roepingen kunnen gedijen, als hij met hart en geest zich toelegt op de onderscheiding van wat goed is voor de mens: met andere woorden als hij met kritische geest de goede en slechte kanten weet te onderscheiden van de vooruitgang, als hij besef heeft van de valse waarden en valstrikken van schone schijn die sommige vormen van beschaving ons voorspiegelen, als hij de bekoringen onderkent van materialisme en van voorbijgaande ideologieën.
Wees niet bang voor de onverbiddelijkheid van zijn eisen, want Jezus heeft ons het eerst liefgehad en Hij is bereid om alles te schenken wat Hij van je vraagt. Wanneer Hij veel van je vraagt is het omdat Hij weet dat je tot grote edelmoedigheid in staat bent. Jonge mensen, help de kerk om de wereld jong te houden! Reageer op de cultuur van de dood met de cultuur van het leven!
Aan u, bisschoppen van Gods kerk, vraag ik om aan de christelijke gemeenschap in haar onderlinge betrokkenheid een nieuwe impuls te geven door de evangelisatie van het gezin; wil de leken helpen om in de wereld van de jonge mensen de waarden te doen leven van innerlijke eenheid, rechtvaardigheid en christelijke liefde.
Ook richt ik mij tot allen die om uiteenlopende redenen tot taak hebben om het bevorderen van roepingen nader te omschrijven en te verdiepen: ik richt mij tot de theologen opdat dit alles vooral goed theologisch onderbouwd wordt; tot hen die werkzaam zijn in de massamedia opdat ze in gesprek weten te gaan met de jonge mensen; tot hen die onderwijs geven opdat zij weten in te gaan op hun verlangens en wijze van aanvoelen; tot de geestelijke leiders opdat iedere jonge mens geholpen kan worden om de stem te verstaan die hem bij zijn naam roept.
Tenslotte richt ik mij ook tot u die zich reeds aan de Heer hebt toegewijd in het bijzonder tot u, priesters: u hebt de roept van de Goede Herder reeds gehoord en herkend; wil daarom uw stem lenen aan Hem die in onze tijd nog vele anderen oproept om Hem te volgen. Richt u tot de jonge mensen en doe hen begrijpen hoe schoon het is de Heer te volgen; vergezel hen op de soms moeilijke paden van het leven, en vooral: getuig door uw leven van de vreugde in dienst van God te mogen staan.
Geef moed aan degenen die de waarheid zoeken of kennen, maar vrezen dat u teveel van hen zal vragen.
Geef élan aan de jonge mensen die U wel zouden willen volgen, maar die onzekerheden en angsten niet weten te overwinnen, en tenslotte andere, doodlopende, wegen gaan.
U die het Woord van de Vader bent, scheppend en redden Woord, Woord dat het hart verlicht en steunt, wil door uw Geest het verzet en uitstellen van besluitloze mensen overwinnen; wek in hen die U roept de moed om in liefde te antwoorden: ”Hier ben ik, zend mij” (Jes. 6, 8).
Maria, Israëls dochter, steun met uw moederlijke liefde de jonge mensen aan wie de Vader zijn Woord doet horen. Steun allen die zich reeds aan God hebben toegewijd. Mogen zij uw jawoord nazeggen om vol vreugde en definitief zich te geven. Amen. Met mijn apostolische zegen.
Vanuit Castel Gandolfo, 8 september 1992, geboortedag van de Maagd Maria.
Paus Johannes Paulus II