TOT DE AMERIKAANSE BISSCHOPPEN TE CHICAGO
(Soort document: H. Paus Johannes Paulus II - Toespraak)
H. Paus Johannes Paulus II -
5 oktober 1979
Een van de voornaamste waarheden, waarvan wij de nederige broeders zijn, is de leer van eenheid van de Kerk, die eenheid die in het menselijke gezicht van de Kerk verduisterd wordt door iedere vorm van zonde, maar die onverwoestbaar in de katholieke Kerk voorbestaat.
Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 8 Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Decreet, Over de oecumene, Unitatis Redintegratio (21 nov 1964), 2 Het besef zondaars te zijn, roept ons voortdurend op tot bekering. De wil van Christus spoort ons aan om ernstig en met volharding te werken aan de eenheid met alle christelijk broeders, waarbij wij ons ervan bewustzijn, dat de eenheid die wij nastreven een eenheid is van volmaakt geloof, een eenheid in waarheid en liefde. Wij moeten samen bidden en nadenken, maar weten, dat de intercommunie tussen gescheiden christenen geen antwoord is op de oproep van Christus tot volkomen eenheid. Met Gods hulp willen wij het werk voortzetten om nederig en vastbesloten de werkelijke hinderpalen die nog bestaan uit de weg te ruimen en aldus de volledige eenheid in het geloof herstellen, die de voorwaarde is voor een gemeenschappelijke Eucharistie
Paus Johannes Paulus II, toespraak van 4 mei 1979. De opdracht van het Oecumenische Concilie raakt ieder van ons; daarom schrijft Paulus VI ook in zijn testament en spoort hij ons aan: “Zei het werk van toenadering tot onze gescheiden broeders voort met veel begrip, veel geduld, grote liefde, maar zonder daarbij van de ware katholieke leer af te wijken,”