H. Paus Johannes Paulus II - 5 oktober 1979
U hebt daarbij uitvoering gesproken over de plicht van de Kerk om de haar toevertrouwde opdracht trouw te blijven. En juist daarom hebt U bepaalde themata vermeld, die een duidelijke bekrachtiging nodig hadden, omdat de katholieke leer hieromtrent in twijfel werd getrokken, werd verloochend of in praktijk overtreden. U hebt veelvuldig de rechtten van de mens en de waardigheid van de mens naar voren geschoven evenals de weergaloze waardigheid van de mens van alle rassen en volkeren en U hebt daarbij verklaard, dat “rassenstrijd en discriminatie tot de hardnekkigste en ergste kwalen van ons land behoren”. U hebt met alle nadruk de onderdrukking van de zwakken, de uitbuiting van de weerlozen, de verspilling van goederen en voorraden, de voortdurende voorbereiding op de oorlog, de onrechtvaardige sociale structuren en politieke maatregelen verworpen evenals alle soort misdaad van het individu tegen anderen en tegen de natuur. Met de helderheid van de evangelies, met het begrip van herders en met de liefde van Christus hebt U de kwestie van de onontbindbaarheid van het huwelijk aangesneden en hieromtrent terecht vastgesteld: “De band tussen de man en de vrouw die zich in een christelijk huwelijk verenigd hebben, is een onontbindbaar en onherroepelijk als Gods liefde voor Zijn volk en Christus’ liefde voor Zijn Kerk.”
Terwijl U de schoonheid van het huwelijk voor het voetlicht plaatst, hebt U zich terecht gekeerd tegen de ideologie van contraceptie en tegen de voorbehoedshandeling zelf, zoals de encycliek H. Paus Paulus VI - Encycliek
Humanae Vitae
Het menselijk leven en geboorteregelingen
(25 juli 1968) gedaan had. En ook ik zelf bevestig heden uitdrukkelijk met dezelfde overtuiging als Paulus VI de leer van deze encycliek, die mijn voorganger “krachtens de opdracht die ons door Christus is toevertrouwd” afgekondigd heeft. Bij de beschrijving van de geslachtelijke eenheid tussen de echtelieden als een bijzondere uitdrukkingsvorm van hun liefdesband hebt U terecht vastgesteld: “Geslachtsverkeer is slechts binnen het huwelijk een moreel en menswaardig goed; buiten de echt is zij verkeerd.”
Als “mannen met de boodschap van de waarheid en de kracht van God” (2 Kor. 6, 7), als gevolmachtigde leraars van Gods wet en als begripvolle herders hebt U terecht geschreven: “Homoseksuele praktijk is... in tegenstelling tot homoseksuele aanleg immoreel.” Door de duidelijkheid van deze waarheid hebt U een voorbeeld gegeven van de werkelijke liefde van Christus; U hebt die mensen niet teleurgesteld die wegens hun homoseksualiteit aan zware morele problemen ten prooi zij, zoals wel het geval geweest zou zijn, wanneer U in naam van begrip en meeleven of uit welke andere grond ook valse verwachtingen gewekt zou hebben. U hebt veeleer broederlijke liefde betoond, omdat U hun de echte waardigheid, die echte menselijke waardigheid van hen getoond hebt, die van de Kerk van Christus de leiding verwachten, die uit het licht van Gods woord komt.
Ook hebt U getuigenis van de waarheid afgelegd en gegeven, en daarmee een dienst aan de hele mensheid verricht, toen U de leer van het concilie: “Vanaf het ogenblik van de ontvangenis moet het leven uiterst zorgvuldig worden beschermd” 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk in de wereld van deze tijd, Gaudium et Spes (7 dec 1965), 51 aangegrepen hebt en het recht op leven en de onschendbaarheid van ieder menselijk leven, inclusief het leven van de ongeboren, hebt bekrachtigd. U hebt het duidelijk gezegd: “Zulke onschuldige, ongeboren kinderen doden is een onuitsprekelijke misdaad... Hun recht op leven moet door de wet erkend en volledig beschermd worden.”
En zoals U de ongeborenen in de waarheid van hun bestaan hebt verdedigd, zo duidelijk bent U ook opgekomen voor de oude mensen, toen U vaststelde: “Euthanasie of doden uit medelijden... is een zwaar moreel kwaad... Zulk een doden is niet te verenigen met het respect voor de waardigheid van de mens en de achting voor het leven.”
In Uw pastorale zorgen voor de mensen en hun behoeften, inclusief woning, opvoeding, gezondheidszorg, werkgelegenheid alsook rechtspraak, hebt U verder getuigenis gegeven van de bijzondere waarde die alle terreinen van het menselijk leven hebben. U hebt namelijk verkondigd, dat de Kerk de mensen nooit in de steek zal laten, ook niet in hun aardse behoeften, omdat zij de mensheid naar het heil en het eeuwige leven leidt. Omdat de grootste daad van trouw van de kant van de Kerk tegenover de mensheid en haar “fundamentele opgave... in alle tijdperken en vooral in het onze is om de blik van de mensen, het bewustzijn en de ervaring van de gehele mensheid te richten op het geheim Gods” H. Paus Johannes Paulus II, Encycliek, De Verlosser van de mensen, Redemptor Hominis (4 mrt 1979), 10, hebt U derhalve terecht gewezen op dimensie van het eeuwige leven. Door deze proclamatie van het eeuwige leven geven wij onze gevolgen sterk motief top hoop tegen de aanvallen van het materialisme, tegen de onbeteugelde secularisatie alsook tegen morele onverschilligheid.