H. Paus Johannes Paulus II - 5 oktober 1979
Dierbare broeders in onze Heer Jezus Christus!
Mag ik U op heel eenvoudige wijze vertellen hoe dankbaar ik U ben voor Uw uitnodiging tot een bezoek aan de Verenigde Staten. Het is voor mij een buitengewone vreugde dit gezoek af te leggen, en in het bijzonder om hier bij U te zijn.
Bij deze gelegenheid wil ik U niet alleen danken voor Uw invitatie, niet alleen voor alle voorbereidingen die U voor dit bezoek hebt getroffen, maar ook voor Uw broederlijke hulp bij het verkondigingswerk sinds het ogenblik van mijn verkiezing tot paus. Ik ben U dankbaar voor Uw dienst aan het heilige volk van God, voor Uw trouw aan Christus, onze Heer, en voor Uw eenheid met mijn voorgangers en met mij in de Kerk en in het bisschoppencollege.
Ik wil op dit ogenblik gaarne openlijk mijn diep respect betuigen voor de lange traditie van trouw die de Amerikaanse hiërarchie heeft betuigd aan de Apostolische Stoel. In de loop van de twee eeuwen heeft deze traditie Uw gelovigen gestrekt, Uw apostolaat geloofwaardig doen zijn en de gehele Kerk verrijkt. (...)
Vanuit mijn persoonlijke pastorale verantwoordelijkheid en vanuit onze gezamenlijke pastorale verantwoordelijkheid voor het volk van God in de Verenigde Staten wil ik U in Uw dienst aan het geloof sterken en U steunen in Uw afzonderlijke alsook in Uw gemeenschappelijke pastorale werkzaamheden, wanneer ik U aanmoedig in de heiligheid en waarheid van onze Heer Jezus Christus standvastig te zijn. En in U wil ik Jezus Christus eren, de herder en bisschop van onze zielen Vgl. 1 Pt. 2, 25 .
Aangezien wij weten dat wij ertoe geroepen zijn herders van de kudde te zijn, zijn we er ons van bewust dat wij ons zelf deemoedige dienaren van het Evangelie moeten tonen. Onze leiding zal slechts vruchtbaar zijn naarmate ons leerling-zijn echt is, naar mate de bergrede ons leven inspireert, naarmate de gelovigen in ons echt vriendelijkheid, eenvoud van levenswijze en algehele liefde vinden, zoals zij die verwachten. Wanner wij door goddelijke opdracht de verplichtingen van de wet van Christus moeten oproepen, dan weten wij dat de oproep van de heilige Paulus vooral op onszelf betrekking heeft: “Bekleedt u met de nieuwe mens, die naar Gods beeld is geschapen in ware gerechtigheid en heiligheid” (Ef. 4, 24).
God heeft de Amerikaanse hiërarchie in de afgelopen jaren een groot geschenk gegeven: de zaligverklaring van Johannes Nepomuk Neumann. Een Amerikaanse bisschop wordt door de katholieke Kerk officiëel als een voorbeeldige dienaar van het Evangelie en herder van het volk Gods beschouwd, en wel vooral vanwege zijn grote liefde voor Christus. Bij de zaligverklaring stelde Paulus VI de vraag: “Wat is de betekenis van deze buitengewone gebeurtenis, de betekenis van deze zaligverklaring?” En hij antwoorde: “Het is de vierring van de heiligheid.” Deze heiligheid was in de broederlijke liefde tot uitdrukking gekomen, in de pastorale zorg en in de ijverige dienst van hem die bisschop van een bisdom en een ware leerling van Christus is geweest. Tijdens de zaligverklaring zei Paulus VI voorts: “Onze viering van heden is inderdaad een heiligheidsviering. Tegelijkertijd is zij voor de Kerk, voor de Verenigde Staten, voor de wereld een profetisch vooruitgelopen op een vernieuwing van de liefde: de liefde tot God, de liefde tot de naaste.” Als bisschoppen zijn wij ertoe geroepen de profetische taak van de liefde, én dus van heiligheid, in de Kerk te verwezenlijken.
Onder de leiding van de heilige Geest moeten wij er allen diep van overtuigd zijn, dat heiligheid de eerste plaats in ons leven en in onze dienst inneemt. In dit verband erkennen wij als bisschoppen de onmetelijke waarde van het gebed: van het liturgische gebed van de Kerk, ons gezamenlijk gebed en ons persoonlijk gebed. In de laatste tijd hebben velen van U ervaren dat de praktijk om samen met Uw broeders in het bisschopsambt retraites te houden, inderdaad een steun betekent voor deze heiligheid die uit de waarheid geboren is. Moge God U in deze initiatieven sterken, zodat U – ieder van U en U allen tezamen – Uw taak kunt vervullen als een teken van heiligheid, dat Gods volk wordt geboden op hun pelgrimstocht naar de Vader. Weest zelf, zoals de heilige Johannes Neumann, ook profetische voorboden van heiligheid! De gelovigen hebben bisschoppen nodig, die zij bij hun streven naar heiligheid als ieders kunnen beschouwen, bisschoppen die in hun eigen leven op profetische wijze de bereiking van het doel trachten te anticiperen, waartoe zij de gelovigen willen leiden.
Het heilige woord, dat waarheid is, wordt de leerlingen door Jezus gegeven. Dit woord is aan de Kerk als een heilige erfenis toevertrouwd, maar pas nadat Hij Zijn Kerk door de kracht van de heilige Geest het bijzondere charisma had ingeplant om dit Woord van God onverkort te bewaren en door te geven.
Met grote wijsheid heeft paus Johannes XXIII het Tweede Vaticaans Concilie bijeengeroepen. Hij interpreteerde de tekenen van de tijd en kwam tot het besef dat men thans een pastoraal concilie nodig had, een concilie dat de grote herderlijke liefde en zorgzaamheid van Jezus Christus, de Goede Herder van zijn volk, moest weerspiegelen. Maar hij wist ook, dat een pastoraal concilie, als het werkelijk vruchtbaar wilde zijn, een hechte basis in het leergezag moest hebben. En juist om deze reden, omdat het woord van God de enige basis voor elk pastoraal initiatief is, stelde Johannes XXIII bij de opening van het Concilie op 11 oktober 1962 vast: “Het grote verlangen van het Oecumenische Concilie is dit: dat de heilige erfenis van de leer van Christus nog krachtdadiger bewaard en onderricht wordt.” H. Paus Johannes XXIII, Toespraak, Openingstoespraak Tweede Vaticaans Concilie, Gaudet Mater Ecclesia (11 okt 1962)
Op deze wijze heiligde Jezus in onze tijd opnieuw Zijn leerlingen door de waarheid; en Hij deed dit door middel van een oecumenisch concilie; door de kracht van de heilige Geest droeg Hij het woord van de Vader over op nieuwe generaties. Wil Johannes XXIII als doel van het Concilie beschouwde, is voor mij ook het doel van deze na-concilaire tijd.
Daarom heb ik bij mijn eerste ontmoeting met Amerikaanse bisschoppen bij hun ,adlimina’-bezoek van november 1978 vastgesteld: “Dit is dan de diepst hoop voor alle herders van de Kerk in Amerika, evenals voor alle herders van de wereldkerk: dat de heilige erfenis van Christus’ leer nog krachtdadiger wordt bewaard en onderricht.” In Gods woord ligt de redding van de wereld. Door de verkondiging van Gods woord blijft de Heer in en door Zijn Kerk Zijn leerlingen heiligen, doordat Hij hen de waarheid doet kennen die Hij zelf is.
Om deze reden beklemtoont dit Vaticaans Concilie de taak van de bisschop bij de verkondiging van de volle waarheid van het Evangelie en de verkondiging van het “onverkorte geheim van Christus” 2e Vaticaans Concilie, Decreet, Over het herderlijk ambt van de bisschoppen in de Kerk, Christus Dominus (28 okt 1965), 12. Deze eis heeft Paulus VI tot opbouw van de Kerk voortdurend herhaald. Paus Johannes Paulus I heeft haar nog op de dag van zijn overlijden uitdrukkelijk verkondigd en ook ik heb haar in mijn eigen pontificaat vak bekrachtigd. En ik ben zeker, dat en Uw opvolgers deze leer zullen blijven vertegenwoordigen, totdat Christus wederkomt in heerlijkheid.
Daar waar hij Paulus VI en zijn opvolgers gehoorzaamheid en trouw betuigt, schrijft de bisschop: “Ik heb besloten:
Vervolgens deelt de bisschop met dezelfde duidelijkheid aan Paulus VI mee, dat hij met de hulp van de almachtige God besloten is,
Dit is dus het opbouwende getuigenis van een bisschop een Amerikaanse bisschop, over de bisschoppelijke dienst in heiligheid en waarheid.
De taak voor onze tijd – en voor iedere tijd van de Kerk – is de Boodschap van het Evangelie helemaal in het middelpunt van het leven der mensen te plaatsen, zodat hij in de volle waarheid van hun menselijkheid, hun verlossing en hun kindschap in Jezus Christus kunnen leven en rijk worden aan “gerechtigheid en heiligheid waarheid”
U hebt daarbij uitvoering gesproken over de plicht van de Kerk om de haar toevertrouwde opdracht trouw te blijven. En juist daarom hebt U bepaalde themata vermeld, die een duidelijke bekrachtiging nodig hadden, omdat de katholieke leer hieromtrent in twijfel werd getrokken, werd verloochend of in praktijk overtreden. U hebt veelvuldig de rechtten van de mens en de waardigheid van de mens naar voren geschoven evenals de weergaloze waardigheid van de mens van alle rassen en volkeren en U hebt daarbij verklaard, dat “rassenstrijd en discriminatie tot de hardnekkigste en ergste kwalen van ons land behoren”. U hebt met alle nadruk de onderdrukking van de zwakken, de uitbuiting van de weerlozen, de verspilling van goederen en voorraden, de voortdurende voorbereiding op de oorlog, de onrechtvaardige sociale structuren en politieke maatregelen verworpen evenals alle soort misdaad van het individu tegen anderen en tegen de natuur. Met de helderheid van de evangelies, met het begrip van herders en met de liefde van Christus hebt U de kwestie van de onontbindbaarheid van het huwelijk aangesneden en hieromtrent terecht vastgesteld: “De band tussen de man en de vrouw die zich in een christelijk huwelijk verenigd hebben, is een onontbindbaar en onherroepelijk als Gods liefde voor Zijn volk en Christus’ liefde voor Zijn Kerk.”
Terwijl U de schoonheid van het huwelijk voor het voetlicht plaatst, hebt U zich terecht gekeerd tegen de ideologie van contraceptie en tegen de voorbehoedshandeling zelf, zoals de encycliek H. Paus Paulus VI - Encycliek
Humanae Vitae
Het menselijk leven en geboorteregelingen
(25 juli 1968) gedaan had. En ook ik zelf bevestig heden uitdrukkelijk met dezelfde overtuiging als Paulus VI de leer van deze encycliek, die mijn voorganger “krachtens de opdracht die ons door Christus is toevertrouwd” afgekondigd heeft. Bij de beschrijving van de geslachtelijke eenheid tussen de echtelieden als een bijzondere uitdrukkingsvorm van hun liefdesband hebt U terecht vastgesteld: “Geslachtsverkeer is slechts binnen het huwelijk een moreel en menswaardig goed; buiten de echt is zij verkeerd.”
Als “mannen met de boodschap van de waarheid en de kracht van God” (2 Kor. 6, 7), als gevolmachtigde leraars van Gods wet en als begripvolle herders hebt U terecht geschreven: “Homoseksuele praktijk is... in tegenstelling tot homoseksuele aanleg immoreel.” Door de duidelijkheid van deze waarheid hebt U een voorbeeld gegeven van de werkelijke liefde van Christus; U hebt die mensen niet teleurgesteld die wegens hun homoseksualiteit aan zware morele problemen ten prooi zij, zoals wel het geval geweest zou zijn, wanneer U in naam van begrip en meeleven of uit welke andere grond ook valse verwachtingen gewekt zou hebben. U hebt veeleer broederlijke liefde betoond, omdat U hun de echte waardigheid, die echte menselijke waardigheid van hen getoond hebt, die van de Kerk van Christus de leiding verwachten, die uit het licht van Gods woord komt.
Ook hebt U getuigenis van de waarheid afgelegd en gegeven, en daarmee een dienst aan de hele mensheid verricht, toen U de leer van het concilie: “Vanaf het ogenblik van de ontvangenis moet het leven uiterst zorgvuldig worden beschermd” 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk in de wereld van deze tijd, Gaudium et Spes (7 dec 1965), 51 aangegrepen hebt en het recht op leven en de onschendbaarheid van ieder menselijk leven, inclusief het leven van de ongeboren, hebt bekrachtigd. U hebt het duidelijk gezegd: “Zulke onschuldige, ongeboren kinderen doden is een onuitsprekelijke misdaad... Hun recht op leven moet door de wet erkend en volledig beschermd worden.”
En zoals U de ongeborenen in de waarheid van hun bestaan hebt verdedigd, zo duidelijk bent U ook opgekomen voor de oude mensen, toen U vaststelde: “Euthanasie of doden uit medelijden... is een zwaar moreel kwaad... Zulk een doden is niet te verenigen met het respect voor de waardigheid van de mens en de achting voor het leven.”
In Uw pastorale zorgen voor de mensen en hun behoeften, inclusief woning, opvoeding, gezondheidszorg, werkgelegenheid alsook rechtspraak, hebt U verder getuigenis gegeven van de bijzondere waarde die alle terreinen van het menselijk leven hebben. U hebt namelijk verkondigd, dat de Kerk de mensen nooit in de steek zal laten, ook niet in hun aardse behoeften, omdat zij de mensheid naar het heil en het eeuwige leven leidt. Omdat de grootste daad van trouw van de kant van de Kerk tegenover de mensheid en haar “fundamentele opgave... in alle tijdperken en vooral in het onze is om de blik van de mensen, het bewustzijn en de ervaring van de gehele mensheid te richten op het geheim Gods” H. Paus Johannes Paulus II, Encycliek, De Verlosser van de mensen, Redemptor Hominis (4 mrt 1979), 10, hebt U derhalve terecht gewezen op dimensie van het eeuwige leven. Door deze proclamatie van het eeuwige leven geven wij onze gevolgen sterk motief top hoop tegen de aanvallen van het materialisme, tegen de onbeteugelde secularisatie alsook tegen morele onverschilligheid.
Broeders in Christus!
Wanneer we de waarheid in liefde verkondigen, zullen wij zeker niet alle kritiek kunnen vermijden en zullen we ook niet iedereen kunnen behagen. Maar het is wel moeilijk te werken tot waarachtig heil voor iedereen. Wij zijn er in alle deemoed van overtuigd, dat God bij onze dienst aan de waarheid met ons is: “Want God heeft ons niet een geest van vrees gegeven, maar een geest van kracht, liefde en bezonnenheid” (2 Tim. 1, 7).
Een van de voornaamste rechten van de gelovigen is het woord van God in alle zuiverheid en ongeschondenheid te ontvangen, zoals het door het leergezag van de gehele Kerk, het authentieke leergezag van de bisschoppen van de katholieke Kerk, die in eenheid met de paus leren, is gegarandeerd. Geliefde broeders, wij kunnen ervan verzekerd zijn, dat de heilige Geest in onze verkondiging bijstaat, wanneer wij het universele leergezag absoluut trouw blijven.
In dit verband wil ik graag een uiterst belangrijk punt nog behandelen, dat ik onlangs nog benadrukt heb, toen ik voor een groep bisschoppen sprak, die hun ,ad-limina’-bezoek brachten:
“In de gemeenschap van de gelovigen – die steeds de katholieke eenheid met de bisschoppen en de apostolische Stoel moeten bewaren – bestaan er diepe geloofsinzichten. De heilige Geest verlicht voortdurend het verstand van de gelovigen met Zijn waarheid en verwarmt hun harten met Zijn liefde. Deze geloofsinzichten en deze ,sensus fidelium’ zijn niet onafhankelijk van het leerambt van de Kerk, die immers een instrument is van dezelfde heilige Geest en door Hem wordt ondersteund. Alleen wanneer de gelovigen door het woord van God gevoed worden, dat zuiver en volledig is overgeleverd, zullen hun eigen charismata volledige uitwerking hebben en vruchten voortbrengen. Wanneer het woord van God aan de gemeenschap in trouw verkondigd wordt en eveneens aanvaard wordt, brengt het vruchten van gerechtigheid en heiligheid van leven in overvloed voort. De kracht van de geloofsgemeenschap om het woord van God te verstaan en ernaar te leven hangt af van het volledig ontvangen van het ,deposium fidei’, het overgeleverde en vastgestelde geloofsgoed; en juist hiervoor is aan de Kerk een bijzonder apostolisch en pastoraal charisma geschonken. Het is een en dezelfde Geest van waarheid die de harten van de gelovigen leidt en die garant staat voor het leerambt van de herders der kudde.”
Bekering is de wezenlijke voorwaarde voor die eenheid met God, die haar diepst uitdrukkingsvorm vindt in de Eucharistie. De eenheid met Christus in de Eucharistie veronderstelt, van onze kant, dat ons hart zich bekeerd heeft, dat het zuiver is. Dit is een zeker een voornaam deel van onze prediking aan de mensen. In mijn encycliek heb ik getracht dit met de volgende woorden tot uitdrukking te brengen: “Christus, die tot de eucharistische maaltijd uitnodigt, is steeds dezelfde Christus, die tot boete aanspoort, die het ,bekeert u’ herhaalt. Zonder deze voortdurende en steeds weer nieuwe pogingen tot bekering zou de deelname aan de Eucharistie beroofd zijn van de volle verlossingskracht...” H. Paus Johannes Paulus II, Encycliek, De Verlosser van de mensen, Redemptor Hominis (4 mrt 1979), 20. Gezien een wijdverbreid verschijnsel van onze tijd, namelijk dat vele van onze gelovigen die tot het grote getal der commucanten behoren, slechts gering gebruik maken van de biecht, moeten wij ook met nadruk verklaren, dat de persoonlijke ontmoeting met de vergevende persoonlijke ontmoeting met de vergevende Jezus in het sacrament van verzoening een dor God geschonken middel is, dat in ons hart en in de gemeenten het bewustzijn van de zonde in haar voortdurende en tragische werkelijkheid levend houdt en door het handelen van Jezus en de kracht van de heilige Geest steeds weer opnieuw vruchten van bekering in gerechtigheid en heiligheid van leven voortbrengt. Door dit sacrament worden wij in vurigheid, gesterkt in onze plannen en opgericht door goddelijke bemoediging.
Als dienaars van een gemeenschap van dienst mogen wij de waarheid verkondigen van de eenheid van Christus met de ledenmaten van Zijn Lichaam, de Kerk. Daarom bevelen wij iedere dienst aan, die in Zijn Naam aan Zijn broeders en zusters wordt bewezen Vgl. Mt. 25, 45 . In een gemeenschap van getuigenis en verkondiging moet ons getuigenis helder en onberispelijk zijn. in dit opzicht zijn de katholieke pers en de andere sociale communicatiemedia ertoe opgeroepen een bijzondere taak van grote betekenis in dienst aan de waarheid en liefde op zich te nemen. De bedoeling die de Kerk heeft bij het gebruikmaken en vorderen van deze media is verbonden met haar zending tot evangelisatie en tot dienst aan de mensheid; de Kerk hoopt, door de media de verheven boodschap van het Evangelie nog effectiever te kunnen verkondigen.
Dit is het geheim dat wij vandaag vieren, wanneer wij de heiligheid, de waarheid en de eenheid van onze dienst als bisschoppen verkondigen.
Geliefde broeders!
Onze dienst maakt ons verantwoordelijk tegenover Christus en Zijn Kerk. Jezus Christus, “de Opperherder” (1 Pt. 5, 4), heeft ons lief en ondersteunt ons. Hij levert ons het woord van Zijn Vader over en heiligt ons in de waarheid, zodat ieder van ons wederom van onze christenen kan zeggen: ,,Voor hen heilig Ik Mij, opdat ook zij in waarheid geheiligd zijn” (Joh. 17, 19).
Wij willen bidden om goede priesterroepingen en deze met bijzondere ijver trachten te wekken en te kweken, zodat de zielzorg ook voor de komende generaties door de dienst der priesters verzekerd is. Ik vraag U op ouders en gezinnen, priesters, ordegeestelijken en leken een beroep te doen zich te verenigen in de vervulling van deze verantwoordelijke opgave, die voor de gehele gemeenschap van levensbetekenis is. De jeugdigen zelf echter willen wij de gehele aantrekkingskracht van de navolging van Christus en de genereuze aanname van Zijn uitnodiging voor ogen houden.
Aangezien wij zelf dagelijks de gerechtigheid en heiligheid nastreven, die uit de waarheid geboren wordt, willen wij kijken naar Maria, de Moeder van Jezus, de koningin van de apostelen en oorzaak van onze vreugde. Mogen de heilige Franciscus Xaverius Cabrini, de heilige Elisabeth Seton en de heilige Johannes Nepomuk Neumann voor U bidden en voor alle mensen, die U naar Uw roeping moet dienen in heiligheid en waarheid alsook in de eenheid van Christus en Zijn Kerk.
"Geliefde broeders! Genade zij met allen, die Jezus Christus onze Heer met onwrikbare liefde beminnen” (Ef. 6, 24).