H. Paus Paulus VI - 8 december 1974
PATERNA CUM BENEVOLENTIA Over de verzoening binnen de Kerk |
|||
► | Verduistering van sacramentaliteit van de Kerk |
'De Kerk is door de kracht van de Heilige Geest steeds de trouwe Bruid des Heren gebleven en ze heeft nooit opgehouden teken van heil te zijn in de wereld; toch weet zij desondanks met zekerheid, dat er onder haar leden, priesters en leken, in de loop van zoveel eeuwen steeds ontrouw aan de Geest van God te vinden was'. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk in de wereld van deze tijd, Gaudium et Spes (7 dec 1965), 43
Inderdaad 'in deze ene en enige Kerk van God zijn reeds vanaf de eerste tijden bepaalde scheuringen ontstaan, die de Apostel krachtig afkeurt en veroordeelt'. 2e Vaticaans Concilie, Decreet, Over de oecumene, Unitatis Redintegratio (21 nov 1964), 3 Toen later de bekende scheuringen er kwamen die men niet meer kon genezen, heeft de Kerk deze crasis van innerlijke verdeeldheid overwonnen door als noodzakelijke voorwaarde voor gemeenschap, heldere en duidelijke beginselen te stellen; juist die waren nodig om haar eenheid ongeschonden te vrijwaren en om haar de gelegenheid te geven 'in de belijdenis van het éne geloof, in de gemeenschappelijke viering van de eredienst en in de broederlijke eensgezindheid van de familie Gods' 2e Vaticaans Concilie, Decreet, Over de oecumene, Unitatis Redintegratio (21 nov 1964), 2 die eenheid tot uitdrukking te brengen.
Verschijnselen van ontrouw aan de heilige Geest, die hier en daar opkomen in de Kerk en haar helaas van binnenuit bedreigen, lijken heden al even gevaarlijk. Het is wel zo dat zij die in dit proces de hand hebben en zij die er het slachtoffer van zijn, in werkelijkheid niet zo talrijk zijn, als men gaat vergelijken met de overgrote meerderheid van de gelovigen; ze maken er nochtans wel aanspraak op binnen de Kerk te blijven met hetzelfde recht en mogelijkheid van spreken en doen zoals de anderen; met het gevolg dat hier tegen de eenheid van de Kerk wordt ingegaan. Zij willen niet erkennen dat de Kerk uit twee elementen bestaat - een menselijk en een goddelijk - en dat zij hierin gelijkt op het mysterie van het mensgeworden Woord, dat haar voortbrengt 'als gemeenschap van geloof, van hoop en liefde hier op aarde belichaamd in een zichtbaar bouwwerk' door wiens bemiddeling Christus 'waarheid en genade over allen uitgiet' 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 8; zij komen in verweer tegen de hiërarchie, alsof elke daad van dergelijk verzet zou bijdragen tot de ontdekking van de waarheid over de Kerk en alsof men zo eerst zou kunnen te weten komen, hoe Christus haar bedoeld heeft. Zij trekken de plicht tot gehoorzaamheid aan het Gezag dat door de Verlosser is gewild, in twijfel. Zij klagen de herders van de Kerk aan, niet zozeer vanwege datgene wat zij doen of de wijze waarop, maar eenvoudigweg, omdat zij - naar hun zeggen - de beschermers zouden zijn van een systeem - het kerkelijk apparaat - dat in tegenspraak zou zijn met wat Christus heeft gewild. Zo stichten zij verwarring in de hele gemeenschap; de resultaten daarvan brengen ze dan onder in dialectische theorieën, die met de Geest van Christus niets van doen hebben. Zij gebruiken wel woorden van het Evangelie, maar zij verdraaien hun betekenis. Het is met grote droefheid dat wij deze stand van zaken constateren, ook al gaat het - zoals we reeds gezegd hebben - slechts om een zeer kleine kring, als men vergelijkt met het grote aantal trouwe christenen. Maar wij ontkomen niet aan de noodzaak om met dezelfde beslistheid als de H. Paulus op te treden tegen een dergelijke manier van doen, die trouweloos is en niet rechtvaardig. We doen beroep op alle christenen van goede wil, dat ze zich niet laten beïnvloeden of op een dwaalspoor laten brengen door de aanhoudende druk van deze medebroeders die helaas het spoor bijster zijn, maar die wij niettemin steeds in gebed gedenken en die ons nauw aan het hart liggen.
Wat ons betreft, stellen wij nog eens opnieuw, dat de éne Kerk van Christus 'in deze wereld als een gemeenschap ingesteld en geordend, haar verwerkelijking vindt in de katholieke Kerk, die door de opvolger van Petrus en door de bisschoppen die in gemeenschap zijn met hem, geleid wordt. Dit sluit niet uit dat buiten haar bouwwerk, veelvuldige elementen van heiligheid en waarheid te vinden zijn'. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 8 Wij stellen ook dat de herders van de Kerk het recht hebben en de plicht - met de bescheidenheid van dienende mensen, maar ook met de vrijmoedigheid van de Apostelen, wiens opvolgers zij zijn Vgl. Hand. 4,31 - te verkondigen : 'zolang wij . . . op deze bisschopsstoel gezeten zijn, zolang wij het presidium bekleden, zijn wij zowel in het bezit van het gezag als van de macht dit uit te oefenen, ook al zouden wij dat niet waardig zijn'. H. Johannes Chrysostomos, Preken over de Brief aan de Kolossenzen, In epistulam ad Colossenses. Hom. 3, 5: PG 62, 324