H. Paus Paulus VI - 8 december 1974
Het is met droefheid dat de Kerk als moeder toeziet, dat sommige van haar zonen aan wie het priesterambt is toevertrouwd of die door een andere bijzondere roeping aan de dienst van God en van de medebroeders zijn gewijd, deze dienst verlaten. Maar zij beleeft ook troost en vreugde aan de grootmoedige standvastigheid van hen die trouw gebleven zijn aan hun engagement tegenover Christus en de Kerk. Gedragen en gesterkt door de verdiensten van dit grote aantal, wil de Kerk de droefheid die haar is aangedaan omzetten in liefde, een liefde die alles begrijpen kan en alles in Christus kan vergeven.