H. Paus Paulus VI - 8 december 1974
Deze openheid voor anderen, gedragen door de wil om de ander te begrijpen en door beoefening van de zelfverloochening, zal maken dat de broederlijke terechtwijzing, die de Heer ons opgedragen heeft Vgl. Mt. 18, 15 en die een daad van liefde is, duurzaam en geordend aan bod kan komen. Omdat elke gelovige tegenover zijn broeder in het geloof dit kan doen, kan zij het gewone middel zijn om heel wat meningsverschillen op te ruimen of ze in het vervolg te voorkomen. Vgl. H. Thomas van Aquino, Summa Theologiae. II-IIae, q. 33., a. 4 De broederlijke berisping brengt van haar kant ook mee, dat wie ze doet, eerst de balk uit eigen oog zal moeten verwijderen Vgl. Mt. 7, 5 , opdat de volgorde van de terechtwijzing niet wordt omgegooid. Bijgevolg is haar beoefening uiteraard gericht op heiliging, die alleen aan de verzoening haar volle ontplooiing kan geven. Verzoening is geen opportunistische wederzijdse overeenstemming, die alleen op nut is ingesteld en waarin precies de ergste vorm van vijandschap schuilgaat H. Hieronymus, Contra Pelagian. 2, 11: PL 23, 546; zij is een innerlijke omkeer en de liefde die er aan ontspringt brengt allen in Christus tot eenheid. Verzoening realiseert zich boven al in het sacrament van de verzoening, nl. de Boete, 'waar de gelovigen door Gods barmhartigheid vergiffenis verkrijgen van de beledigingen die ze Hem hebben aangedaan, maar tegelijk ook verzoend worden met de Kerk, die zij door hun zonde hebben verwond' 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 11; voorwaarde is dat 'dit heilssacrament ... in hun hele leven als het ware wortel schiet en ertoe aanzet God en de medebroeders vuriger te dienen'. Congregatie voor de Riten, Ordo van het Sacrament van Boete en Verzoening, Ordo Paenitentiae (2 dec 1973). Praenotanda n. 7