Paus Benedictus XVI - 15 oktober 2005
Anna: “Lieve Paus, kun je ons uitleggen wat Jezus bedoelde toen Hij tegen de mensen die Hem volgden zei: ‘Ik ben het brood van het leven’?"
Ten eerste moeten wij duidelijk maken wat het brood is. Vandaag hebben wij een verfijnde keuken, rijk aan veel verschillende gerechten, maar in de eenvoudigste omstandigheden is het brood het fundament van de voeding. Dus als Jezus zichzelf het brood van het leven noemt, dan staat het brood, laten we zeggen, voor het meest noodzakelijke wat wij nodig hebben. En zoals we ons lichaam moeten voeden om te leven, zo is het ook met de geest, onze ziel, de wil, zij hebben ook voedsel nodig.
Wij, als menselijke personen, hebben niet alleen een lichaam maar ook een ziel; wij zijn denkende personen, met een wil, een intelligentie, en wij moeten ook de geest voeden, de ziel, opdat die kan rijpen en werkelijk kan komen tot haar volheid.
Daarom, als Jezus zegt dat Hij het brood van het leven is, dan betekent het dat Jezus zelf dit voedsel voor onze ziel is, voor de innerlijke mens, dat wij nodig hebben want ook de ziel moet zich voeden. Het materiële is niet voldoende, ook al is het belangrijk.
Wij hebben vooral de vriendschap van God nodig, die ons helpt de juiste beslissingen te nemen. Wij moeten als mensen rijpen. Met andere woorden: Jezus voedt ons zodat wij werkelijk rijpe mensen worden en ons leven goed wordt.