GESPREK VAN DE PAUS MET DE JONGERENOntmoeting met de jongeren uit het Bisdom Rome bij gelegenheid van de 21e Wereld Jongeren Dag
(Soort document: Paus Benedictus XVI - Toespraak)
Paus Benedictus XVI -
6 april 2006
Allemaal vragen we ons af, wat de Heer van ons verwacht. Mij lijkt - en zo zeggen mij ook de bisschoppen bij het “ad limina” bezoek zoals bijvoorbeeld die van Afrika - dat de grote uitdaging van deze tijd het secularisme is: dat wil zeggen een manier van leven en de wereld voorstellen “
etsi Deus non daretur”, wat betekent: alsof God niet bestond. Men wil God herleiden tot de privésfeer, tot een gevoel, alsof Hij geen objectieve realiteit zou zijn, en zo vormt ieder zich een eigen levensontwerp. Maar deze visie, die zich presenteert als was zij wetenschappelijk, aanvaardt alleen als geldig wat zich proefondervindelijk laat verifiëren. Maar omdat God zich niet leent voor een onmiddellijk experiment, leidt deze visie ertoe dat ook de samenleving verscheurd raakt: er volgt immers uit, dat ieder zijn eigen levensontwerp maakt, en tenslotte staat ieder tegenover de ander. Een situatie die, zoals zich laat inzien, beslist onleefbaar is. We moeten God opnieuw aanwezig stellen in onze samenleving. Mij lijkt dit het eerst noodzakelijke: dat God opnieuw aanwezig is in ons leven, dat we niet leven als waren we autonoom, bevoegd om zelf uit te vinden wat vrijheid is en leven. We moeten tot ons laten doordringen dat wij schepselen zijn, vaststellen dat er een God is die ons geschapen heeft, en dat in zijn wil blijven geen afhankelijkheid betekent, maar een gave van liefde die doet leven.


Het
eerste punt derhalve is God kennen, Hem steeds meer leren kennen, erkennen in mijn eigen leven dat God bestaat, en dat Hij er alles mee te maken heeft. Het tweede punt - als wij erkennen dat God bestaat, dat onze vrijheid een vrijheid is die wij met anderen delen en dat er dus een gemeenschappelijke parameter moet zijn om een gemeenschappelijke werkelijkheid te kunnen opbouwen - het tweede punt, zei ik, stelt de vraag: welke God? Er zijn immers zoveel foutieve Godsbeelden, een gewelddadige God, enz. De
tweede vraag is dus: de God erkennen die ons zijn gelaat heeft laten zien in Jezus, die voor ons geleden heeft, die ons heeft liefgehad tot aan de dood en zo het geweld heeft overwonnen. Het is nodig dat wij de levende God aanwezig laten zijn, op de eerste plaats in ons “eigen” leven; de God die geen onbekende is, geen zelf uitgevonden of bedachte God, maar een God die zich heeft laten zien, die zichzelf en zijn gelaat heeft laten zien. Alleen zo wordt ons leven waar, authentiek menselijk, en zo stellen zich ook de criteria van het ware humanisme present in de samenleving.
Ook hier geldt, zoals ik gezegd heb in mijn eerste antwoord, dat wij dat niet alleen kunnen, het opbouwen van een juist en rechtvaardig leven, maar dat wij moeten optrekken in gezelschap van juiste en rechtvaardige vrienden, van kameraden met wie wij samen de ervaring kunnen opdoen dat God bestaat en dat het mooi is om met God op te trekken; en in het grote gezelschap van de Kerk mee op te trekken, die ons door de eeuwen heen de tegenwoordigheid aanreikt van een God die spreekt, die handelt, die met ons optrekt. Ik zou dus zeggen: God vinden, de God vinden die zich in Jezus Christus geopenbaard heeft, optrekken in het gezelschap van zijn grote gezin, met onze broeders en zusters die het gezin van God zijn, dat lijkt me de wezenlijke inhoud van dit apostolaat waarover ik gesproken heb.