GESPREK VAN DE PAUS MET DE JONGERENOntmoeting met de jongeren uit het Bisdom Rome bij gelegenheid van de 21e Wereld Jongeren Dag
(Soort document: Paus Benedictus XVI - Toespraak)
Paus Benedictus XVI -
6 april 2006
HOOFDSTUK 2 - Wat heeft het Woord van God over onze affectiviteit te zeggen?
Heilige Vader, ik ben Anna, ik ben 19 jaar, studeer Letteren en hoor tot de parochie ‘Santa Maria del Carmelo’ (Onze Lieve Vrouw van de Carmel).
Een van de problemen waarmee wij vooral te maken hebben is dat van de affectiviteit. Het kost ons dikwijls moeite om lief te hebben. Ja, moeite, want de liefde is gemakkelijk te verwarren met egoïsme, vooral tegenwoordig, nu een groot deel van de media als het ware ons een visie op seksualiteit opdringt die individualistisch is en geseculariseerd, waar alles lijkt te mogen en alles toegestaan is in naam van de vrijheid en van ieders geweten. Het op het huwelijk gebaseerde gezin lijkt niet veel meer dan een uitvinding van de Kerk, om nog maar niet te spreken van de vóórhuwelijkse betrekkingen, waarvan het verbod ook velen van ons, gelovigen, iets onbegrijpelijks lijkt en niet van deze tijd... Wilt U, vanuit de wetenschap dat zovelen van ons trachten hun affectieve leven verantwoordelijk te leven, ons duidelijk maken wat het Woord van God hierover te zeggen heeft? Dank u wel.

Het gaat hier om een veelomvattende vraag, en het is zeker niet mogelijk haar in een paar minuten te beantwoorden, maar ik probeer toch iets te zeggen. Anna zelf heeft al enkele antwoorden gegeven in zoverre zij gezegd heeft dat de liefde vandaag de dag dikwijls verkeerd wordt geïnterpreteerd, in zoverre zij wordt voorgesteld als een egoïstische ervaring, terwijl zij in werkelijkheid een loslaten van jezelf is en zo een jezelf vinden wordt. Zij heeft ook gezegd dat een consumptiecultuur een foutief beeld geeft van ons leven door een relativisme dat ons alles lijkt toe te staan, maar ons in werkelijkheid leeg maakt.
Maar laten we hierover het Woord van God beluisteren. Anna wilde juist weten wat het Woord van God zegt. Voor mij is het iets moois te bemerken dat we al op de eerst bladzijden van de Heilige Schrift, meteen na het verhaal van de Schepping van de mens, de definitie van de liefde en het huwelijk vinden. De gewijde auteur zegt ons: “De man zal vader en moeder verlaten en zijn vrouw volgen, en beiden zullen één vlees zijn, één enkel bestaan”. We zijn bij het begin, en meteen al wordt ons een profetie gegeven over wat het huwelijk is; en deze definitie blijft ook in het Nieuwe Testament hetzelfde. Het huwelijk is dit volgen van de ander in liefde en zo één enkel bestaan worden, één vlees, en daarom onscheidbaar; een nieuw bestaan dat uit deze gemeenschap van liefde geboren wordt, dat verenigt en dat zo ook toekomst schept.
De middeleeuwse theologen hebben, bij hun interpretatie van deze uitspraak die zich aan het begin van de Heilige Schrift bevindt, gezegd dat van de zeven Sacramenten het huwelijk het eerst door God is ingesteld, omdat het al is ingesteld op het moment van de schepping, in het Paradijs, bij het begin van de geschiedenis, en nog vóór iedere vorm van menselijke geschiedenis. Het is een sacrament van de Schepper van het universum, en derhalve ingegrift in het wezen zelf van de mens, dat georiënteerd is op deze weg, waarop de man zijn ouders verlaat en zich verenigt met zijn vrouw om één vlees te worden, zodat de twee tot één enkel bestaan worden. Het sacrament van het huwelijk is derhalve geen uitvinding van de Kerk, het is in werkelijkheid “meegeschapen” met de mens als zodanig, als vrucht van de dynamiek van de liefde, waarin de man en de vrouw zich wederzijds vinden, en zo ook de Schepper vinden die hen tot de liefde heeft geroepen.
Het is waar dat de mens gevallen is en uit het Paradijs verdreven, of met andere, meer moderne woorden: het is waar dat alle culturen vervuild zijn door de zonde, door dwalingen van de mens in zijn geschiedenis en dat daardoor het oorspronkelijke plan zoals dat in onze menselijke natuur staat ingeschreven, verduisterd is geraakt. In feite treffen we in de menselijke culturen deze verduistering van het oorspronkelijke plan van God aan. Tegelijkertijd echter stellen we, wanneer we de culturen beschouwen, ook vast dat de mens nooit helemaal dit plan, dat in de diepte van zijn wezen bestaat, heeft kunnen vergeten. In zekere zin heeft hij altijd geweten dat de andere relatievormen tussen de man en de vrouw niet werkelijk beantwoorden aan het oorspronkelijk plan van zijn wezen. Daarom zien we in de culturen, vooral in de grote culturen, dat deze zich altijd weer opnieuw op deze werkelijkheid richten, op de monogamie, op het één vlees zijn van man en vrouw. Door de trouw kan zo een nieuwe generatie opgroeien, kan een culturele traditie zich voortzetten, terwijl zij zich vernieuwt en in de continuïteit toch een authentieke vooruitgang verwezenlijkt.

De Heer heeft hierover gesproken in de taal van de profeten van Israël, en gezinspeeld op de concessie die Mozes gedaan heeft met betrekking tot de echtscheiding. Hij zei: Mozes heeft het u toegestaan “vanwege de hardheid van uw hart”. Het hart is na de zonde “hard” geworden, maar dat was niet het plan van de Schepper, en de Profeten hebben met toenemende duidelijkheid op dit oorspronkelijke plan geïnsisteerd. De Heer zinspeelde op deze profetische stemmen die Israël altijd hebben geleid naar de helderheid van de monogamie, toen Hij, om de mens te vernieuwen, met Ezechiël heeft erkend dat wij om deze roeping te kunnen beleven een nieuw hart nodig hebben. In plaats van een hart van steen - zoals Ezechiël zegt - hebben wij een hart van vlees nodig, een echt menselijk hart. En in het doopsel door middel van het geloof plant de Heer ons dit hart in.
Het is geen fysieke transplantatie, maar we mogen deze vergelijking misschien wel gebruiken: na de transplantatie is het nodig dat het organisme verzorgd wordt, dat het de medicijnen krijgt die noodzakelijk zijn om met het nieuwe hart te kunnen leven, zodat het “zijn hart” wordt en niet “het hart van een ander”. Dat geldt nog te meer van deze geestelijke transplantatie, waar de Heer ons een nieuw hart inplant, een hart dat open staat voor de Schepper, voor de roeping van God. Om met dit nieuwe hart te kunnen leven, zijn adequate kuren noodzakelijk, moeten we onze toevlucht nemen tot de juiste medicijnen, opdat het echt “ons hart” wordt. Wanneer we zo leven in de communio, in de gemeenschap met Christus, met zijn Kerk, wordt het nieuwe hart werkelijk “ons hart” en wordt het huwelijk mogelijk. De exclusieve liefde tussen een man en een vrouw, het leven met z’n tweeën zoals de Schepper het heeft bedoeld, wordt mogelijk, ook al maakt het klimaat van onze tijd het zo moeilijk dat het zelfs onmogelijk lijkt.

De Heer geeft ons een nieuw hart en wij moeten met dit nieuwe hart leven terwijl we gebruik maken van de passende therapieën opdat het echt het “onze” wordt. Zo leven wij wat de Heer ons heeft gegeven en dit schept een echt gelukkig leven. We kunnen dat in feite ook in deze wereld zien, ondanks zoveel andere modellen van leven: er zijn zoveel christelijke gezinnen die in trouw en met vreugde het leven en de liefde beleven zoals de Schepper heeft aangegeven! En zo groeit een nieuwe mensheid.
Tenslotte zou ik er nog dit aan willen toevoegen: we weten allemaal dat, om in de sport of in het beroep de finish te halen, discipline en offers nodig zijn, maar dan wordt dat alles bekroond met het succes, door het feit dat een vurig gewenst doel bereikt is. Zo vraagt ook het leven zelf, dat wil zeggen het mensworden volgens de bedoeling van Jezus, om offers; maar deze zijn niet iets negatiefs, zij helpen integendeel om te leven als mensen met een nieuw hart, om een leven te leven dat echt menselijk en gelukkig is. Omdat er een consumptiecultuur is die ons wil verhinderen te leven volgens de bedoeling van de Schepper, moeten we de moed hebben eilanden te creëren, oasen, en vervolgens grote gebieden van katholieke cultuur, waar het plan van de Schepper geleefd wordt.
© 2006, Libreria Editrice Vaticana
Vert.: Past. Chr. van Buijtenen, pr., nummering door de vertaler