
Joseph Kardinaal Ratzinger - 14 september 1994
In overeenstemming met hetgeen hierboven uiteengezet is, moet men zonder beperkingen tegemoet komen aan de wens die door de bisschoppensynode is geuit, die Paus Johannes Paulus II tot de zijne heeft gemaakt en waar bisschoppen, priesters, religieuzen en leken met inzet en lofwaardige initiatieven werk van hebben gemaakt: namelijk met een voorkomende liefde alles te doen wat de gelovigen die zich in een onregelmatige huwelijkssituatie bevinden, kan sterken in de liefde tot Christus en tot de Kerk. Enkel zo kunnen zij de boodschap van het christelijk huwelijk ten volle aanvaarden en in geloof het lijden doorstaan dat met hun situatie samenhangt. In het pastorale werk moet alles in het werk gesteld worden om duidelijk te maken dat het hier niet om discriminatie gaat maar enkel om absolute trouw aan de wil van Christus die ons de onverbreekbaarheid van het huwelijk opnieuw als gave van de Schepper heeft gegeven en toevertrouwd. Het medevoelen en de liefde van de herders en de gemeenschap van de gelovigen is onontbeerlijk, opdat de betrokkenen ook in hun moeilijke situatie kunnen gewaarworden dat het juk van Jezus zacht en zijn last licht is. Vgl. Mt. 11, 30 Hun last is niet zacht en licht omdat hij klein en onbeduidend is, maar hij wordt licht omdat de Heer - en heel de Kerk met Hem - die last mede draagt. Het is de opdracht van de pastoraal om deze hulp, die zowel in de waarheid als in de liefde wortelt, vol overgave te bieden.
Met u verbonden in het collegiale ambt om de waarheid van Jezus Christus te laten stralen in leven en in praxis van de kerk, groet ik u van harte, toegewijd in de Heer,
Joseph Kardinaal Ratzinger,
prefectAlberti Bovone,
titulair aartsbisschop van Cesarea in Numidie
secretarisDeze brief werd besproken in een gewone vergadering van deze Congregatie. In een audiëntie verleend aan de kardinaal-prefect heeft Zijne Heiligheid Paus Johannes Paulus II hem goedgekeurd en de publicatie ervan bevolen.
Rome, zetel van de Congregatie voor de Geloofsleer, 14 september 1994, op het feest van de Kruisverheffing.