DE WARE BETEKENIS VAN DE MENSELIJKE SEKSUALITEITRichtlijnen voor de opvoeding in gezinsverband
(Soort document: Pauselijke Raad voor het Gezin)
Alfonso Kardinaal López Trujillo -
8 december 1995
“Gehuwden zijn geroepen om de echtelijke kuisheid te beoefenen; de ongehuwden beoefenen de kuisheid in onthouding”
Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 2349 Ouders beseffen heel goed dat, wanneer zij
zelf de echtelijke kuisheid beleven, dit het beste uitgangspunt is voor het opvoeden van hun kinderen tot kuisheid en heilig leven. Dit betekent dat de ouders dienen te beseffen dat God een plaats heeft in hun liefde, en dat hun seksuele gave ook beleefd moet worden in eerbied voor God en voor zijn liefdesplan, in trouw, hoogachting en edelmoedigheid jegens de echtgenoot of echtgenote en jegens het leven dat uit hun liefdesdaad kan voortkomen. Alleen zo kan hun liefde een uitdrukking zijn van
naastenliefde. Alinea 54 Daarom zijn in het huwelijk de christenen geroepen deze zelfgave te beleven in een werkelijk persoonlijke relatie tot God. Deze relatie is zo een teken van hun geloof in en liefde voor God, met de trouw en overvloedige vruchtbaarheid waardoor de goddelijke liefde gekenmerkt wordt.
Vgl. H. Paus Paulus VI, Encycliek, Het menselijk leven en geboorteregelingen, Humanae Vitae (25 juli 1968), 8-9 Alleen zó beantwoorden zij aan de liefde van God en doen zij Zijn wil, die wij mede dankzij de geboden leren kennen. Er bestaat geen authentieke liefde die niet tegelijk in haar hoogste vorm liefde voor God is. De Heer liefhebben houdt in dat men positief op zijn geboden ingaat: “Als gij Mij liefhebt, zult ge mijn geboden onderhouden” (
Joh. 14, 15).
Dit nalaten is altijd zelfbedrog, zoals Johannes van Avila opmerkt: sommige mensen zijn zo beneveld dat “ze denken dat zij verplicht zijn iets te doen als het hart het hun ingeeft, zelfs als het tegen de geboden van God ingaat. Ze beweren dat ze hem zozeer liefhebben dat zij, wanneer ze Zijn geboden overtreden, Zijn liefde niet verliezen. Zo vergeten ze dat Gods Zoon met eigen mond het tegendeel heeft gepredikt: wie Mijn geboden onderhoudt die hij heeft ontvangen, hij is het die Mij liefheeft (Joh. 14, 21); als iemand Mij liefheeft zal hij Mijn woord onderhouden (Joh. 14, 23). En wie Mij niet liefheeft, onderhoudt Mijn woorden niet. Daarmee maakt Hij ons duidelijk dat ieder die Zijn woorden niet onderhoudt, Zijn genegenheid en liefde ontbeert.” (Audi filia, 50)
© 1996, Libreria Editrice Vaticana / Stg. InterKerk / Nederlandse Bisschoppenconferentie / Kerkelijke Documentatie jrg 24, nr. 2
Vert.: F. van Voorst tot Voorst s.j.