Toen "de volheid van de tijd gekomen was,
heeft God zijn Zoon gezonden, geboren uit een vrouw". Met deze woorden uit zijn
brief aan de
Galaten (
Gal. 4, 4) verbindt de apostel Paulus de voornaamste momenten met elkaar, die op wezenlijke wijze de vervulling bepalen van het geheime raadsbesluit dat "in God is genomen."
Vgl. Ef. 1, 9
De Zoon, het Woord dat één in wezen is met de Vader, wordt als mens uit een vrouw geboren, als "de tijd vervuld is".
Deze gebeurtenis leidt tot het kernpunt van de als heilsgeschiedenis van de mens op aarde begrepen geschiedenis.
Het is veelbetekenend dat de apostel de Moeder van Christus niet met haar eigennaam "Maria" noemt, maar haar "vrouw" noemt: dat stelt een overeenkomst vast met de woorden van het proto-Evangelie in het
boek Genesis. Vgl. Gen. 3, 15
Juist de "vrouw" is aanwezig in het centrale heilsgebeuren dat beslist over de "volheid van de tijd": dit gebeuren verwerkelijkt zich in haar en door haar.
Zo begint de
centrale gebeurtenis, het sleutelgebeuren, in de heilsgeschiedenis, het Pasen van de Heer. Misschien is het echter de moeite waard deze gebeurtenis te bekijken vanuit de geestelijke geschiedenis van de mens in de meest ruime zin, zoals deze tot uitdrukking komt in de verschillende godsdiensten van de wereld. Laten wij hier een beroep doen op de woorden van het Tweede Vaticaans Concilie:
"De mensen verwachten van de verschillende godsdiensten een antwoord op de verborgen raadselen van het mens-zijn, die evenals vroeger ook thans de harten van de mensen diep beroeren.
Wat is de mens? Wat is de zin en het doel van het leven? Wat is goed en wat is zonde? Wat is de oorsprong en de zin van het lijden? Welke is de weg naar het ware geluk? Wat is de dood, het oordeel en de vergelding na de dood?
Wat is tenslotte dat laatste, onuitsprekelijke mysterie dat ons bestaan omsluit, waaraan wij het ontstaan danken en waarheen wij op weg zijn?"
2e Vaticaans Concilie, Verklaring, Over de houding van de Kerk tegenover niet-christelijke godsdiensten, Nostra Aetate (28 okt 1965), 1
"Reeds vanaf de Oudheid tot op de dag van vandaag, wordt bij de verschillende volkeren een zeker besef gevonden van die geheime kracht die aanwezig is in de loop van de dingen en in de gebeurtenissen van het menselijk leven, soms zelfs een erkenning van een hoogste Macht of ook van een Vader."
2e Vaticaans Concilie, Verklaring, Over de houding van de Kerk tegenover niet-christelijke godsdiensten, Nostra Aetate (28 okt 1965), 2
Tegen de achtergrond van dit wijde panorama dat de verlangens doet uitkomen van de menselijke geest die op zoek is naar God –dikwijls alsof "ze Hem al tastende kunnen vinden,"
Vgl. Hand.17, 27 maakt de "volheid van de tijd", waarover Paulus spreekt in zijn brief,
het antwoord van God zelf duidelijk uitkomen, van Hem "in Wie wij het leven, ons bewegen en zijn."
Vgl. Hand. 17, 28
Dat is de God die "eertijds vele malen en op velerlei wijze tot onze vaderen gesproken heeft door de profeten en nu, op het einde der tijden, tot ons gesproken heeft door de Zoon."
Vgl. Hebr. 1, 1-2
De zending van de Zoon, die één in wezen is met de Vader en als mens "uit een vrouw geboren" is, vormt
het definitieve hoogtepunt van de zelfopenbaring van God aan de mensheid. Deze openbaring heeft een
heilskarakter, zoals het Tweede Vaticaans Concilie in een andere tekst leert: "Het heeft God in zijn goedheid en wijsheid behaagd zichzelf te openbaren en het geheim van zijn wilsbesluit bekend te maken,
Vgl. Ef. 1, 9
waardoor de mensen door Christus, het vleesgeworden Woord, in de Heilige Geest toegang hebben tot de Vader en deelgenoten worden gemaakt van de goddelijke natuur.”
Vgl. Ef. 2, 18
Vgl. 2 Pt. 1, 4
2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Goddelijke openbaring, Dei Verbum (18 nov 1965), 2
De vrouw bevindt zich
in het hart van dit heilsgebeuren. De zelfopenbaring van God, die de ondoorgrondelijke eenheid van de Drievuldigheid is, is in haar fundamentele lijnen vervat
in de boodschap van Nazareth. "Zie gij zult zwanger worden en een zoon ter wereld brengen, die gij de naam Jezus moet geven. Hij zal groot zijn en zoon van de Allerhoogste genoemd worden". - "Hoe zal dit geschieden, daar ik geen gemeenschap heb met een man?". - "De Heilige Geest zal over u komen en de kracht van de Allerhoogste zal u overschaduwen; daarom zal wat ter wereld wordt gebracht heilig genoemd worden, Zoon van God... voor God is niets onmogelijk" (
Lc. 1, 31-37).
de eerste openbaring over de Drie-eenheid in het Nieuwe Testament heeft reeds volgens de Kerkvaders plaatsgevonden in de aankondiging. In een homilie die toegeschreven wordt aan de H. Gregorius de Wonderdoener leest men: “u bent stralend van licht, o Maria, in het sublieme geestelijke Rijk! In u wordt de Vader verheerlijkt, die zonder begin is en wiens kracht u overschaduwd heeft. In u wordt de Zoon aanbeden, die u naar het vlees gedragen hebt. In u wordt de Heilige Geest geprezen, die in uw schoot de geboorte van de grote Koning bewerkt heeft. Het is dankzij u, Begenadigde, dat de wereld de heilige Drievuldigheid, die één in wezen is, heeft kunnen kennen.” Vgl. H. Andreas van Kreta, In Annuntiate Beatae Mariae. PG 97, 909
Het is gemakkelijk aan deze gebeurtenis te denken
in het perspectief van de
geschiedenis van Israël, het uitverkoren volk, waarvan Maria een dochter is; maar het is ook gemakkelijk daaraan te denken in het perspectief van alle wegen waarlangs de mensheid steeds een antwoord zoekt op de fundamentele en tegelijk beslissende vragen die haar het meest kwellen. Bevindt zich in de aankondiging van Nazareth soms niet het begin van het definitieve antwoord waardoor
God zelf tegemoet komt aan de onrust van het menselijk hart? Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Verklaring, Over de houding van de Kerk tegenover niet-christelijke godsdiensten, Nostra Aetate (28 okt 1965), 2
Het gaat hier niet alleen om woorden die God door de profeten geopenbaard heeft, maar met dit antwoord wordt "het Woord waarlijk vlees."
Vgl. Joh. 1, 14
Maria verkrijgt op deze wijze zo’n
verheven vereniging met God, dat ze alle verwachtingen van de menselijke geest overtreft. Zij overtreft zelfs de verwachtingen van geheel Israël en in het bijzonder van de dochters van dit uitverkoren volk, die op grond van de belofte mochten hopen dat één van hen eens de moeder van de Messias zou worden. Wie van hen kon echter veronderstellen dat de beloofde Messias de "Zoon van de Allerhoogste" zou zijn? Dat was vanuit het monotheïstisch geloof van het Oude Testament moeilijk voorstelbaar. Alleen uit kracht van de Heilige Geest die haar "overschaduwde", kon Maria aanvaarden wat "voor de mensen onmogelijk is, maar mogelijk voor God."
Vgl. Mc. 10, 27