H. Paus Johannes Paulus II - 15 augustus 1988
In deze brief drukt de schrijver de leer over de Kerk als bruid van Christus uit en geeft hij bovendien aan hoe deze leer geworteld is in de Bijbelse realiteit van de schepping van de mens, man en vrouw. Geschapen naar het beeld en de gelijkenis van God als "eenheid van de twee" zijn beiden geroepen tot een liefde die een bruidskarakter heeft. Men kan ook zeggen dat volgens de beschrijving van de schepping in het boek Genesis (Gen. 2, 18-25) deze fundamentele roeping zich openbaart samen met de schepping van de vrouw en door de Schepper wordt opgenomen in de instelling van het huwelijk, dat volgens Genesis (Gen. 2, 24) van het begin af het karakter heeft van een gemeenschap van personen communio personarum. Hoewel niet direct geeft deze beschrijving van het "begin" Vgl. Gen. 1, 27
Vgl. Gen. 2, 24
aan dat heel het "ethos" van de wederzijdse betrekkingen tussen de man en de vrouw moet overeenstemmen met de persoonlijke werkelijkheid van hun wezen.
Dat alles is reeds in het voorgaande overwogen. De tekst van de brief aan de Christenen van Efeze bevestigt nogmaals de bovengenoemde waarheid en vergelijkt tegelijk het bruidskarakter van de liefde tussen de man en de vrouw met het mysterie van Christus en de Kerk. Christus is de Bruidegom van de Kerk, de Kerk is de Bruid van Christus. Deze analogie is niet nieuw: zij draagt op het Nieuwe Testament over wat reeds in het Oude Testament vervat was, in het bijzonder bij de profeten Hosea, Jeremia, Ezechiël en Jesaja. Vgl. Hos. 1, 2
Vgl. Hos. 2, 16-18
Vgl. Jer. 2, 2
Vgl. Ez. 16, 8
Vgl. Jes. 50, 1
Vgl. Jes. 54, 5-8
De respectievelijke teksten verdienen een aparte analyse. Laten wij tenminste één tekst weergeven. God spreekt door middel van de profeet als volgt tot zijn uitverkoren volk: "Wees niet bevreesd, want gij behoeft u niet te schamen; voel u niet vernederd, want reden om te blozen hebt gij niet. De beschaming van uw jeugd zult gij vergeten en aan de smaad van uw weduwschap niet langer denken. Want Hij die u gemaakt heeft is uw man, Heer der Heerscharen is zijn naam, en uw verlosser is de Heilige van Israël, die de God van heel de aard wordt genoemd.. Verstoot soms een man de vrouw van zijn jeugd? Zegt uw God. Een kort ogenblik heb ik u in de steek gelaten, maar met groot erbarmen breng ik u weer bijeen. In een stortvloed van toorn heb Ik een ogenblik mijn gezicht voor u verborgen; maar met eeuwige trouw erbarm Ik mij over u, zegt uw Verlosser, Jahwe... Al wijken de bergen en wankelen de heuvels, mijn trouw wijkt niet van u, en mijn vredesverbond wankelt nooit" (Jes. 54, 4-8.10).
Als de mens – man en vrouw – geschapen is naar het beeld en de gelijkenis van God, dan kan God door de mond van de profeet over zichzelf spreken door de taal te gebruiken die wezenlijk menselijk is: in de aangehaalde tekst van Jesaja is de uitdrukking van Gods liefde "menselijk" maar de liefde zelf is goddelijk. Omdat zij liefde van God is, heeft zij een echt goddelijk bruidskarakter, ook al wordt zij uitgedrukt met de analogie van de liefde van de man voor de vrouw. Deze vrouw die bruid is, is Israël als uitverkoren volk van God en deze uitverkiezing heeft haar oorsprong uitsluitend in de onverplichte liefde van God. Juist met deze liefde wordt het Verbond verklaard, dat vaak voorgesteld wordt als een huwelijksverbond en dat God telkens opnieuw met zijn uitverkoren volk sluit. Van Gods kant is het een duurzame "verplichting": Hij blijft trouw aan zijn bruidsliefde, ook al is de bruid meermalen ontrouw gebleken.
Dit beeld van de bruidsliefde tezamen met de figuur van de goddelijke Bruidegom – een beeld dat in de profetische teksten zeer duidelijk is – vindt bevestiging en bekroning in de brief aan de Christenen van Efeze (Ef. 5, 23-32).
Christus wordt door Johannes de Doper begroet als bruidegom; Vgl. Joh. 3, 27-29
ja, Christus past deze vergelijking die ontleend is aan de profeten op zichzelf toe. Vgl. Mc. 2, 19-20
De apostel Paulus, die heel het erfgoed van het Oude Testament in zich draagt, schrijft aan de Korintiërs: "Gij weet toch dat mijn na-ijver voor u de na-ijver van God zelf is. met uw enige bruidegom Christus heb ik u verloofd om u als een ongerepte maagd tot Hem te voeren" (2 Kor. 11, 2). Maar de meest volledige uitdrukking van de waarheid over de liefde van Christus de Verlosser naar analogie van de bruidsliefde in het huwelijk bevindt zich in de brief aan de Christenen van Efeze: "Christus heeft de Kerk liefgehad: Hij heeft zich voor haar overgeleverd" (Ef. 5, 25) en hierin wordt ten volle het feit bevestigd dat de Kerk de bruid van Christus is: "Uw Verlosser is de Heilige van Israël" (Jes. 54, 5). In de tekst van Paulus gaat de analogie van de bruidsverhouding tegelijkertijd in twee richtingen, die het geheel van het "diepzinnige geheim" sacramentum magnum vormen. Het eigen verbond van de gehuwden "verklaart" het bruidskarakter van de vereniging van Christus met de Kerk en deze verbondenheid beslist op haar beurt als "diepzinnig sacrament" over de sacramentaliteit van het huwelijk als heilig verbond van de twee echtgenoten, man en vrouw. Als wij deze rijke en complexe tekst lezen, die in zijn geheel een grote analogie is, moeten wij datgene wat daarin de menselijke werkelijkheid van de inter-persoonlijke betrekkingen uitdrukt, onderscheiden van wat met symbolische taal het "diepzinnige" goddelijke "geheim" uitdrukt.