• Database vol kerkelijke documenten
  • Geloofsverdieping
  • Volledig in het Nederlands
  • Beheerd door vrijwilligers

Zoeken in kerkelijke documenten en berichten

x
Jezus treedt binnen in de concrete en historische situatie van de vrouw, welke belast is met de erfenis van de zonde. Deze erfenis drukt zich onder andere uit in de gewoonte die de vrouw discrimineert ten gunste van de man, en is ook geworteld in de vrouw. De episode van de vrouw "die op overspel was betrapt" Vgl. Joh. 8, 3-11 lijkt vanuit dit gezichtspunt bijzonder sprekend. Aan het eind zegt Jezus haar: "Zondig niet meer"; maar eerst roept Hij het bewustzijn van de zonde op in de mannen die haar beschuldigen en willen stenigen, en geeft zo blijk van zijn diep vermogen om het geweten en de werken van de mensen naar waarheid te zien. Jezus lijkt tot de aanklagers te zeggen: is deze vrouw met heel haar zondigheid misschien niet ook en vooral een bevestiging van uw overtredingen, van uw "mannelijke" onrechtvaardigheden, van uw misbruiken? Dat is een waarheid die voor heel het menselijk geslacht geldt. Het feit dat weergegeven wordt in het Evangelie van Johannes kan zich voordoen in talrijke analoge situaties in elke tijdvak van de geschiedenis. Een vrouw wordt alleen gelaten, ze is blootgesteld aan de publieke opinie met "haar zonde", terwijl achter de zonde "van haar" een man verscholen gaat als zondaar die schuldig is "aan de zonde van de ander", ja als medeplichtig daaraan. Maar zijn zonde ontsnapt aan de aandacht, blijft verzwegen: hij lijkt niet verantwoordelijk voor de "zonde van de ander". Soms wordt hij zelfs de aanklager, die niet aan zijn eigen zonde denkt, zoals in het beschreven geval. Hoe vaak boet de vrouw op een dergelijke wijze voor haar eigen zonde, misschien is zij in bepaalde gevallen schuldig aan de zonde van de man als "zonde van de ander", maar zij zelf boet, en wel alleen!
Hoe dikwijls wordt zij in de steek gelaten met haar moederschap, wanneer de man, de vader van het kind, de verantwoordelijkheid ervoor niet op zich wil nemen? En naast de talrijke "ongehuwde moeders" in onze maatschappij moet men ook aan allen denken, die dikwijls onder druk, ook van de kant van de schuldige man, "zich bevrijden" van het kind reeds voor zijn geboorte. "Zich bevrijden": maar tegen welke prijs? De hedendaagse publieke opinie probeert op verschillende manieren het kwaad van deze zonde "uit te wissen"; maar gewoonlijk slaagt het geweten van de vrouw er niet in te vergeten dat zij haar eigen kind het leven ontnomen heeft, want zij slaagt er niet in de bereidheid om het leven te ontvangen uit te wissen welke vanaf het "begin" in haar ethos geschreven staat.
De houding van Jezus in het feit dat beschreven wordt in Johannes 8, 3-11 is veelbetekenend. Misschien blijkt zijn kracht – de kracht van de waarheid – ten opzichte van het menselijk geweten maar op weinig momenten zoals op dit ogenblik. Jezus is rustig, ingekeerd, nadenkend. Staat zijn bewustzijn hier, zoals in het gesprek met de Farizeeën, Vgl. Mt. 19, 3-9 soms niet in contact met het mysterie van het "begin", toen de mens geschapen werd, man en vrouw, en de vrouw met haar vrouwelijke anders-zijn en ook met haar potentieel moederschap aan de man werd toevertrouwd? Ook werd de man door de Schepper aan de vrouw toevertrouwd. Zij werden aan elkaar toevertrouwd als personen, gemaakt naar het beeld en de gelijkenis van God zelf. Daarin ligt de maat voor de liefde, voor de huwelijksliefde: om "een oprechte gave" voor elkaar te worden moet elk van de twee zich voor deze gave verantwoordelijk voelen. Deze maat is van het "begin" af bestemd voor beiden, man en vrouw. Na de erfzonde werken in de man en de vrouw tegenovergestelde krachten, vanwege de drievoudige begeerlijkheid verbonden aan de "haard van zonde". Zij werken vanuit het innerlijk van de mens. Daarom zal Jezus in de bergrede zeggen: "Al wie naar een vrouw kijkt om haar te begeren, heeft in zijn hart al echtbreuk met haar gepleegd" (Mt. 5, 28). Deze woorden die rechtstreeks tot de man zijn gericht, tonen de fundamentele waarheid aan van zijn verantwoordelijkheid ten opzichte van de vrouw: voor haar moederschap, voor haar roeping. Maar indirect raken zij ook de vrouw. Christus deed al het mogelijke opdat de vrouwen – in het kader van de zeden en de sociale verhoudingen van die tijd – in zijn leer en handelen hun subject-zijn en waardigheid zouden terugvinden.
Op grond van de eeuwige "eenheid van de twee" hangt deze waardigheid onmiddellijk af van de vrouw zelf, als Subject dat voor zichzelf verantwoordelijk is, en wordt zij tegelijk "als taak" aan de man "gegeven".
Christus doet op samenhangende wijze een beroep op de verantwoordelijkheid van de man. In de onderhavige overweging over de waardigheid en de roeping van de vrouw moeten wij nu noodzakelijkerwijs verwijzen naar de benadering die wij in het Evangelie tegenkomen.
De waardigheid en de roeping van de vrouw vinden – evenals overigens die van de man – hun eeuwige oorsprong in het hart van God en in de tijdelijke omstandigheden van het menselijke bestaan zijn zij nauw verbonden met de "eenheid van de twee". Daarom moet iedere man in zijn binnenste kijken of zij die als zuster in het mens-zijn, als bruid, aan hem is toevertrouwd, niet in zijn hart voorwerp van echtbreuk is geworden; of zij die op verschillende wijzen het medesubject is van zijn bestaan in de wereld, niet voor hem "object" geworden is: voorwerp van genot, van uitbuiting.

Document

Naam: MULIERIS DIGNITATEM
Over de waardigheid en de roeping van de vrouw
Soort: H. Paus Johannes Paulus II - Apostolische Brief
Auteur: H. Paus Johannes Paulus II
Datum: 15 augustus 1988
Copyrights: © 1988, Stg. RK Voorlichting, Oegstgeest
Bewerkt: 1 juli 2021

Opties

Internetadres
Print deze pagina
Dit document bestellen
Startpagina van dit document
Inhoudsopgave van dit document
Referenties naar dit document
Referenties vanuit dit document
RK Documenten wordt mogelijk gemaakt door donaties van gebruikers.
© 1999 - 2024, Stg. InterKerk, Schiedam, test