H. Paus Paulus VI - 6 augustus 1964
ECCLESIAM SUAM Over de Kerk |
|||
► | DRIEVOUDIGE ZORG VAN DE KERK | ||
► | Dialoog | ||
► | Dialoog van het heil |
De bovenaardse oorsprong van de dialoog, eerbiedwaardige Broeders, vinden wij in Gods eigen plan. De godsdienst is van nature een verhouding tussen God en mens. Het gebed brengt deze verhouding tot uitdrukking in een dialoog. De openbaring, als de bovennatuurlijke verhouding met de mensheid, die door God uit eigen beweging hersteld is, kan men zich voorstellen als een dialoog waarin het Woord van God spreekt door de menswording en vandaar in het evangelie. De vaderlijke en verheven dialoog tussen God en de mensen, die door de ongelukkige val van Adam was afgebroken, is in de loop van de geschiedenis hervat. De heilsgeschiedenis bevat juist deze lange en afwisselende dialoog die God met de mens begint en in een wonderlijke verscheidenheid voortzet.
In dit "gesprek" Vgl. Bar. 3, 38 van Christus met de mensen laat God iets begrijpen van zichzelf en van het mysterie van Zijn leven, dat één is in wezen maar drievoudig in de personen. Ook zegt Hij, hoe Hij door ons wil worden gekend: als Liefde; en hoe Hij door ons wil worden geëerd en gediend: ons hoogste gebod is de Liefde. De dialoog wordt volkomen en vertrouwelijk. Het kind wordt ertoe uitgenodigd en de mysticus gaat er volledig in op.
Wij moeten steeds oog hebben voor deze reële en ontzettende gespreksverhouding, die God door Christus in de Heilige Geest met ons heeft tot stand gebracht. Daardoor begrijpen wij welk contact wij, als Kerk, met de mensen moeten leggen en verstevigen.
De dialoog over onze redding is door God uit eigen beweging begonnen, want "Hij (God) heeft ons het eerst liefgehad" (1 Joh. 4, 10). Wij moeten het initiatief nemen om deze dialoog uit te breiden tot de mensen en niet wachten totdat anderen ons hiertoe roepen.
De dialoog over onze redding is voortgekomen uit de liefde en de goedheid van God, want "zozeer heeft God de wereld liefgehad, dat Hij Zijn eniggeboren Zoon heeft gegeven" (Joh. 3, 16). Daarom mag slechts een vurige en belangeloze liefde ons tot de dialoog brengen.
De dialoog over onze redding werd niet gemeten naar de verdiensten van degenen tot wie bij gericht was en evenmin naar de resultaten die hij opgeleverd zou hebben of die zouden hebben ontbroken, want "niet de gezonden hebben een geneesheer nodig" (Lc. 5, 31). Daarom moet ook onze dialoog onbeperkt zijn en zonder berekening.
Op niemand is een fysieke dwang uitgeoefend om deel te nemen aan de dialoog over onze redding. Het was een grote aandrang van de liefde en als deze uitnodiging een zware verantwoordelijkheid gelegd heeft voor ieder tot wie zij gericht was Vgl. Mt. 11, 21 , dan heeft zij hun toch de moeilijkheid gelaten de dialoog te aanvaarden of te weigeren. Vgl. Mt. 12, 38-42 Christus heeft zelfs het aantal wonderen en hun bewijskracht aangepast aan de omstandigheden en de geestelijke instelling van Zijn toehoorders Vgl. Mt. 13, 13-17 , met de bedoeling hun vrije instemming met de goddelijke openbaring gemakkelijker te maken zonder dat zij de verdienste van deze instemming zouden verliezen.
Evenzo zal onze zending, al bestaat zij in de verkondiging van onbetwistbare waarbeden en een onmisbare redding, toch geen teken vertonen van uiterlijke dwang. Alleen met de geoorloofde middelen van menselijke voorkomendheid, innerlijke overreding en gemeenschappelijk overleg en altijd met respect voor ieders persoonlijke en staatkundige vrijheid zal zij het geschenk van de redding aanbieden.
De dialoog over onze redding is opengesteld voor allen en heeft zich tot allen gericht zonder enig onderscheid. Vgl. Kol. 3, 11 Daarom moet ook onze dialoog naar mogelijkheid algemeen zijn, dus katholiek en geschikt voor allen, behalve voor hen die volstrekt weigeren of hun instemming steeds voorwenden.
De dialoog over onze redding heeft een normale ontwikkeling gekend, een geleidelijke vooruitgang Vgl. Mt. 13, 31 uit een bescheiden begin, dat voorafgegaan is aan de volledige ontplooiing. Ook onze dialoog zal rekening moeten houden met de traagheid van het psychologisch en historisch rijpingsproces en hij zal het uur moeten afwachten waarop God hem vruchtbaar maakt. Dit is geen reden om tot morgen uit te stellen, wat wij vandaag kunnen voltooien. Onze dialoog moet de bekommernis kennen om het geschikte moment en de zin voor de waarde van de tijd. Vgl. Ef. 5, 16 Vandaag, en dus iedere dag, moet bij worden hervat, en wel door ons zonder onze wederpartij af te wachten.