
H. Paus Johannes Paulus II - 17 april 2003
ECCLESIA DE EUCHARISTIA De Kerk leeft van de Eucharistie |
|||
► | Besluit |
Ave, verum corpus natum de Maria Virgine!
Enkele jaren geleden vierde ik de vijftigste verjaardag van mijn priesterschap. Vandaag ervaar ik de genade om aan de Kerk deze encycliek aan te bieden over de Eucharistie op de Witte Donderdag die valt in het vijfentwintigste jaar van mijn Petrinische dienst. Nu ik dit doe is mijn hart vervuld van dankbaarheid. Meer dan een halve eeuw lang, dagelijks, te beginnen op 2 november 1946, toen ik mijn eerste mis opdroeg in de crypte van Sint Leonardus in de Wawel-kathedraal van Krakau, zijn mijn ogen gericht geweest op de hostie en de kelk, waarin tijd en ruimte in zekere zin 'samentrekken' en het drama van Golgotha weer levend wordt voorgesteld, aldus zijn geheimvolle 'gelijktijdige' tegenwoordigheid manifesterend. Elke dag is mijn geloof in staat geweest in het geconsacreerde brood en de geconsacreerde wijn de goddelijke Pelgrim te herkennen die zich aansloot bij de twee leerlingen op de weg naar Emmaüs en hun ogen opende voor het licht en hun harten voor nieuwe hoop. Vgl. Lc. 24, 13-35
Sta mij toe, dierbare broeders en zusters, om met diepe emotie mijn eigen getuigenis te geven van mijn geloof in de allerheiligste Eucharistie, opdat ik mij bij uw geloof voeg en het versterk.
Ave, verum corpus natum de Maria Virgine, vere passum, immolatum, in cruce pro homine!
Hier is de schat van de Kerk, het hart van de wereld, de belofte van een vervulling waarnaar iedere mens, zelfs onbewust, hunkert. Een groot en transcendent geheim, zeker, en één dat het vermogen van onze geest om verder te gaan dan verschijningsvormen, op de proef stelt. Hier schieten onze zintuigen te kort: visus, tactus, gustus in te fallitur, in de woorden van de hymne Adoro te devote; maar alleen het geloof, geworteld in het woord van Christus dat ons door de apostelen is overgeleverd, is voor ons voldoende. Sta mij toe om, zoals Petrus aan het einde van de eucharistische uiteenzetting in het evangelie van Johannes, nog eens tot Christus te zeggen, namens de hele Kerk en namens ieder van U: "Heer, naar wie zouden wij gaan? Gij hebt woorden van eeuwig leven." (Joh. 6, 68)
Ieder streven naar heiligheid, elke actie die gericht is op de vervulling van de zending der Kerk, elke uitvoering van pastorale plannen moet de noodzakelijke kracht halen uit het eucharistische geheim en daarop gericht zijn, als op haar hoogtepunt. In de Eucharistie vinden we Jezus, is voor ons zijn offer van verlossing aanwezig, ontmoeten we zijn verrijzenis, ontvangen we de gave van de heilige Geest, hebben de aanbidding, de gehoorzaamheid en de liefde jegens de Vader. Als we de Eucharistie zouden verwaarlozen, hoe zouden we dan onze erbarmelijkheid kunnen genezen?
Het eucharistische geheim - offer, tegenwoordigheid, maaltijd - verdraagt noch reductie noch exploitatie. Het moet in zijn geheel ervaren worden, hetzij in de gebeurtenis van het feest, hetzij in het intieme tweegesprek met Jezus, die men zojuist in de heilige communie heeft ontvangen, hetzij in biddende overweging bij de eucharistische aanbidding buiten de heilige Mis. De Kerk wordt aldus stevig opgebouwd en wat zij werkelijk is, blijkt: één, heilig, katholiek en apostolisch: volk, tempel en familie van God; lichaam en Bruid van Christus, bezield door de heilige Geest; universeel heilssacrament en hiërarchisch geordende gemeenschap.
De weg die de Kerk aflegt in deze eerste jaren van het derde millennium is ook een weg van hernieuwde oecumenische inzet. De laatste jaren van het tweede millennium, die hun hoogtepunt vonden in het grote Jubileum, hebben ons in die richting gedreven, doordat zij alle gedoopten aanspoorden, om te beantwoorden aan het gebed van Jezus "ut unum sint" (Joh. 17, 11). Een dergelijke weg is lang en vol hindernissen die de menselijke krachten te boven gaan; maar wij hebben de Eucharistie, en in haar presentie mogen wij in de diepte van ons hart dezelfde woorden vernemen die de profeet Elia heeft gehoord, juist alsof ze tot ons gericht waren: "Sta op en eet; anders gaat de reis uw krachten te boven" (1 Kon. 19, 7). De eucharistische schat, die de Heer ons ter beschikking heeft gesteld, geeft ons vleugels op weg naar het doel van het volle delen van deze schat met alle broeders en zusters met wie ons de gemeenschappelijke doop verbindt. Om een dergelijke schat echter niet te verkwisten, is het noodzakelijk om de vereisten te eerbiedigen die voortvloeien uit het feit dat het het Sacrament van de gemeenschap in het geloof en in de apostolische successie is.
Door aan de Eucharistie alle belang toe te kennen die zij verdient en door met grote aandacht ervoor te waken niets van haar dimensie of aanspraak af te doen laten we zien dat we ons werkelijk bewust zijn van de grootheid van deze gave. Een ononderbroken overlevering nodigt ons daartoe uit, die vanaf de eerste eeuwen getuigt van de waakzaamheid van de christelijke gemeenschap met betrekking tot het bewaren van deze 'schat'. Gedreven door de liefde bekommert de Kerk zich erom het geloof in het mysterie van de Eucharistie en de betreffende leer aan de volgende christelijke generaties door te geven, zonder daarvan ook maar één fragment op te geven. Er bestaat geenszins het gevaar in de zorg voor dit mysterie te overdrijven, aangezien "in dit sacrament het hele geheim van ons heil is samengevat". H. Thomas van Aquino, Summa Theologiae. III, q. 83, a. 4c.
Onder de nederige gedaanten van brood en wijn, substantieel veranderd in zijn lichaam en bloed, gaat Christus met ons mee als onze kracht en ons voedsel voor onderweg en maakt Hij ons voor allen tot getuigen van de hoop. Wanneer voor dit geheim ons verstand zijn grenzen ervaart, begrijpt het hart, door de genade van de heilige Geest verlicht, hoe zijn houding moet zijn en verzinkt in aanbidding en grenzeloze liefde daarin.
Laten we de gevoelens van de heilige Thomas van Aquino tot de onze maken, deze uitmuntende theoloog en tegelijkertijd gepassioneerde bezinger van Christus in de Eucharistie. Laten we toe dat onze ziel zich ook opent voor de overweging van het beloofde doel, waarnaar ons hart hunkert in zijn dorst naar vreugde en vrede:
Bone pastor, panis vere,
Iesu, nostri miserere ...Goede Herder, brood des levens,
Jezus, toon ons uw ontferming:
wil ons weiden, ons geleiden
naar de zalige aanschouwing
in het land der levenden.
Gij, alwetend en almachtig
hier de spijs van stervelingen,
maak ons daar tot disgenoten,
mede-erfgenamen,
mede- burgers van uw eeuwig Rijk.
Gegeven te Rome bij Sint Pieter, 17 april 2003, Witte Donderdag,
in het vijfentwintigste jaar van mijn pontificaat, in het Jaar van de Rozenkrans.JOHANNES PAULUS II