
H. Paus Johannes Paulus II - 17 april 2003
Dit alles laat zien hoe verdrietig en ver van het normale de situatie is van een christelijke gemeenschap die, ondanks het feit dat ze voldoende, en voldoende verschillende, gelovigen heeft om een parochie te vormen, geen priester heeft om haar te leiden. Parochies zijn gemeenschappen van de gedoopten die hun identiteit bovenal uitdrukken en bevestigen door de viering van het eucharistisch offer. Maar dit vereist de aanwezigheid van een priester, aan wie het als enige toekomt om de Eucharistie op te dragen in persona Christi. Wanneer een gemeenschap een priester ontbeert, zoekt men terecht, op enigerlei wijze, een oplossing voor de situatie, zodat zij haar zondagse vieringen kan voortzetten, en die religieuzen en leken die hun broeders en zusters voorgaan in gebed oefenen op prijzenswaardige wijze het gemeenschappelijke priesterschap van alle gelovigen uit, dat gebaseerd is op de genade van het doopsel. Maar zulke oplossingen moet men als louter tijdelijk zien, terwijl de gemeenschap wacht op een priester.
Het sacramenteel onvolledige karakter van deze vieringen moet vóór alles de hele gemeenschap ertoe inspireren om met meer vuur te bidden dat de Heer arbeiders zal zenden in zijn oogst. Vgl. Mt. 9, 38 Het moet ook een aansporing zijn om alle andere elementen die een geschikte roepingenpastoraal uitmaken, in de praktijk te brengen, zonder toe te geven aan de verleiding, oplossingen te zoeken die de morele criteria en de kwaliteit van de opleiding van kandidaten voor het priesterschap verlagen.