Paus Franciscus - 15 juni 2022
Geliefde broeders en zusters, goedendag!
We hebben het eenvoudige en ontroerende verhaal gehoord over de schoonmoeder van Simon – hij werd toen nog niet Petrus genoemd – in de versie van het Evangelie volgens Marcus. Dit soort gebeuren wordt ook, maar met sprekende varianten, in de twee andere synoptische Evangelies weergegeven. “De schoonmoeder van Simon lag met koorts te bed”, schrijft Marcus. We weten niet of het om een lichte aandoening ging, maar op de oude dag kan ook een eenvoudige koorts gevaarlijk zijn. Als oude mens heeft men geen zeggenschap meer over het eigen lichaam. Men moet leren kiezen wat te doen en wat niet te doen. De lichamelijke kracht neemt af en laat ons in de steek, ook al houdt ons hart niet op te verlangen. Men moet dus leren het verlangen uit te zuiveren: geduld hebben, kiezen wat men aan het lichaam en het leven vraagt. Als bejaarden kunnen we niet meer doen wat we als jongeren deden: het lichaam heeft een ander ritme en we moeten naar het lichaam luisteren en zijn grenzen aanvaarden. Die hebben we allen. Ook ik moet voortaan met een stok gaan.
Ziekte weegt op de bejaarde op een andere en nieuwe wijze dan wanneer men jong of volwassen is. Het is een zware slag die ons treft in een tijd die reeds moeilijk is. De ziekte van een bejaarde lijkt de dood te bespoedigen en hoe dan ook, zij verkort de tijd van het leven die we reeds als kort inschatten. De twijfel bestaat dat we niet zullen herstellen, dat het “ditmaal de laatste keer is dat ik ziek ben…” en zo verder komen de bedenkingen. Men kan zich geen hoop op een niet bestaande toekomst meer voorstellen. Een bekende Italiaanse schrijver, Italo Calvino, beschreef de bitterheid van de bejaarden die lijden onder het verlies van wat men eens bezat en die groter is dan de vreugde om het nieuwe dat gebeurt. Het Evangelieverhaal dat we gehoord hebben helpt ons hopen en geeft ons een eerste les: Jezus gaat niet in zijn eentje op bezoek bij die oude zieke vrouw. Hij gaat in gezelschap van zijn leerlingen. Dat geeft ons wat te denken.
Het is precies de christelijke gemeenschap die zorg moet dragen voor de bejaarden: familieleden en vrienden, maar als gemeenschap. Het bezoek aan bejaarden gebeurt door velen, samen en vaak. Nooit mogen we deze drie regels van het Evangelie vergeten. Vooral vandaag nu het aantal bejaarden merkelijk is toegenomen, ook in verhouding tot de jongeren, omdat we een demografische winter beleven: er worden minder kinderen geboren en er zijn veel bejaarden en weinig jongeren. We moeten de verantwoordelijkheid voelen voor het bezoek aan bejaarden die vaak alleen zijn. We moeten ze in ons gebed aan de Heer toevertrouwen. Jezus zelf zal ons leren hoe hen te beminnen. “Een samenleving staat pas werkelijk open voor het leven, waanneer het zijn kostbaarheid erkent ook op de oude dag, bij handicap, zware ziekte en ook wanneer het aan het uitdoven is.” Paus Franciscus, Boodschap, Tot de deelnemers aan de 20e Algemene Vergadering van de Pauselijke Academie voor het Leven, Het verlies van zijn gezondheid is geen reden om het leven te discrimineren (19 feb 2014). Leven is altijd kostbaar. Wanneer Jezus de bejaarde zieke vrouw ziet, pakt Hij haar bij de hand en geneest haar. Hetzelfde gebaar als bij de opwekking van het meisje dat gestorven was: Hij pakt haar bij de hand en deed haar opstaan. Hij geneest haar door haar op de been te helpen. Door dit tedere gebaar van liefde geeft Jezus de eerste les aan zijn leerlingen: verlossing verkondigt men, of beter nog, deelt men mee door aandacht voor de zieke mens. Het geloof van die vrouw straalt uit haar dankbaarheid voor de tederheid van God die zich over haar gebogen heeft. Ik kom terug op een thema dat ik in deze catecheses heb aangesneden: de cultuur van de uitsluiting lijkt de bejaarden weg te strepen. Inderdaad, men doodt hen niet, maar sociaal sluit men ze uit, alsof het om een last gaat die men moet dragen. Beter ze te verbergen. Dit verraad aan de eigen menselijkheid, dat is het slechtste, het is leven kiezen op grond van zijn bruikbaarheid, volgens de jeugd, en niet op grond van het leven zoals het is, tegelijk met de wijsheid van de bejaarden, met de grenzen van de ouderen. Bejaarden hebben ons zoveel te geven. De wijsheid van het leven. Zoveel hebben zij ons te leren. Daarom moeten we ook aan de kinderen leren dat ze de grootouders moeten helpen, en bij hen op bezoek gaan. De dialoog van jongeren en grootouders, van kinderen en grootouders is van fundamenteel belang voor de samenleving, is van fundamenteel belang voor de Kerk en is van fundamenteel belang voor de gezondheid van het leven. Waar geen dialoog bestaat tussen jongeren en ouderen, daar ontbreekt iets en groeit een generatie op zonder verleden, dat wil zeggen zonder wortels.
Jezus heeft ons de eerste les geleerd. De bejaarde vrouw leert ons de tweede. “Zij stond op en begon hen te bedienen”. Ook als bejaarden kan, ja moet men de gemeenschap dienst betonen. Het is goed dat bejaarden nog de verantwoordelijkheid voor het dienen cultiveren en de bekoring overwinnen om zich afzijdig te houden. De Heer sluit ze niet uit, integendeel, Hij geeft hen nieuwe kracht om te dienen. En ik houd eraan op te merken dat in het verhaal door de Evangelisten geen bijzondere nadruk wordt gelegd: dit is de gewone gang van de navolging, die de leerlingen, in heel haar draagwijdte, zullen leren tijdens de vormingsweg waarvan zij de ervaring zullen opdoen in de school van Jezus. Bejaarden die de openheid bewaren voor genezing, voor troost, voor voorspraak voor al hun broeders en zusters – wezen het leerlingen, honderdmannen, slachtoffers van kwade geesten, uitgesloten mensen …- zijn wellicht het hoogste getuigenis van de zuiverheid van deze dankbaarheid die het geloof vergezelt. Als bejaarden, in plaats van uitgesloten en afgedankt van het toneel verdwijnen waarop het leven van de gemeenschap zich afspeelt, in het centrum van de gemeenschappelijke aandacht zouden staan, dan zouden zij aangemoedigd worden het kostbare dienstwerk van de dankbaarheid tegenover God, die niemand vergeet, uit te oefenen. De dankbaarheid van bejaarde mensen om de tijdens hun leven ontvangen gaven van God, zoals de schoonmoeder van Petrus leert, geeft aan de gemeenschap opnieuw de vreugde van het samenleven en geeft aan het geloof van de leerlingen het wezenlijke kenmerk van zijn bestemming.
Maar we moeten goed leren dat de geest van voorspraak en van dienstbaarheid, die Jezus voorschrijft aan al zijn leerlingen, niet eenvoudigweg een zaak is van vrouwen. Elke schijn van deze inperking ontbreekt in de woorden en gebaren van Jezus. De evangelische dienst van de dankbaarheid om de tederheid van God behoort niet tot de spraakkunst van de man – meester en van de vrouw – slavin. Dit neemt hoe dan ook niet weg dat vrouwen, inzake dankbaarheid en inzake tederheid van het geloof, dingen kunnen leren aan de mannen die zich meer moeten inspannen om te begrijpen. De schoonmoeder van Petrus toonde, vooraleer de Apostelen ertoe kwamen, bij de navolging van Jezus, ook aan hen de weg. De bijzondere tederheid van Jezus die haar ”bij de hand” pakte en zich ”zachtjes over haar boog”, maakt, van begin af aan, zijn bijzondere gevoeligheid duidelijk voor zwakke en zieke mensen. Wat de Zoon van God ongetwijfeld van zijn Moeder had geleerd. Asjeblieft, laten we de zaken zo aanpakken dat de bejaarden, de grootvaders, de grootmoeders in de nabijheid van hun kleinkinderen en jongeren kunnen leven om dit aandenken aan het leven door te geven, om deze ervaring van leven door te geven, deze wijsheid van het leven. In de mate dat wij bewerken dat jongeren en bejaarden verbonden zijn, in die mate is er hoop voor de toekomst van onze samenleving.