H. Paus Johannes Paulus II - 6 augustus 1993
De vasthoudendheid van de Kerk bij de verdediging van de universele en onveranderlijke zedelijke normen heeft niets onderdrukkends in zich. Ze dient enkel en alleen de ware vrijheid van de mens: Omdat er buiten de waarheid of tegen haar geen vrijheid kan zijn, moet de categorische, dat wil zeggen ontoegeeflijke en compromisloze verdediging van de absoluut nooit prijs te geven eisen van de persoonlijke waarde van de mens, weg en zelfs existentiële voorwaarde voor de vrijheid genoemd worden.
Deze dienst wordt elke mens aangeboden, gezien in de uniciteit en onherhaalbaarheid van zijn wezen en zijn bestaan. Alleen in gehoorzaamheid aan de universele zedelijke normen vindt de mens een volledige bevestiging van het unieke van zijn persoon en van de mogelijkheid van werkelijke zedelijke groei. En juist daarom is deze dienst gericht op alle mensen: niet alleen op het individu, maar ook op de gemeenschap als zodanig. Deze normen vormen inderdaad het onwrikbare fundament en de betrouwbare garantie voor een rechtvaardige en vreedzame menselijke samenleving en daarmee voor een echte democratie, die alleen in de gelijkheid van al haar in rechten en plichten verenigde leden ontstaan en groeien kan. Ten aanzien van de zedelijke normen die het in zichzelf slechte verbieden, zijn er voor niemand privileges of uitzonderingen. Of iemand heer van de wereld of de "ellendigste" is op aarde, dat maakt geen verschil: Voor de zedelijke eisen zijn we allen volkomen gelijk.