H. Paus Johannes Paulus II - 6 augustus 1993
Een leer die de zedelijke handeling scheidt van de lichamelijke dimensies van haar uitvoering, staat in tegenstelling met de leer van de Heilige Schrift en de overlevering. Een dergelijke leer laat in nieuwe vorm bepaalde oude, door de Kerk steeds bestreden dwalingen heropleven, die de menselijke persoon reduceren tot een 'geestelijke', louter formele vrijheid. Deze reductie miskent de morele betekenis van het lichaam en van de op dat lichaam betrekking hebbende gedragswijzen Vgl. 1 Kor. 6, 19 . De apostel Paulus verklaart 'hoerenlopers, afgodendienaars, echtbrekers, schandknapen, knapenschenders, dieven, uitbuiters, dronkaards, lasteraars en oplichters' uitgesloten van het Godsrijk Vgl. 1 Kor. 6, 9-10 . Deze vervloeking - die door het Concilie van Trente bevestigd werd Vgl. Concilie van Trente, 6e Zitting - Decreet over de rechtvaardiging, Sessio VI - Decretum de iustificatione (13 jan 1547), 24 Vgl. H. Paus Johannes Paulus II, Postsynodale Apostolische Exhortatie, Over de verzoening en boete in de zending van de Kerk in deze tijd, Reconciliatio et paenitentia (2 dec 1984), 17. De postsynodale, apostolische brief over vergeving en boete in de zending van de Kerk van vandaag citeert andere plaatsen uit het Oude en Nieuwe Testament, die velen aan het lichaam gebonden gedragingen als doodzonden aanmerken - somt als 'doodzonden' of 'infame praktijken' enkele specifieke gedragswijzen op, welker opzettelijke aanname de gelovigen belet om te delen in het eeuwige erfgoed. Inderdaad zijn lichaam en ziel onscheidbaar: in de menselijke persoon, in de opzettelijk handelende en zijn vrij overwogen doen houden zij zich samen staande of gaan samen ten onder.