H. Paus Johannes Paulus II - 6 augustus 1993
Dat betekent natuurlijk niet, dat Jezus voorrang zou willen geven aan de naastenliefde of haar zelfs van de liefde tot God scheiden. Het tegendeel is het geval, zoals zijn gesprek met de wetgeleerden bewijst: als deze Hem een bijna gelijke vraag als de rijke jongeling stelt, ziet hij zich door Jezus verwezen naar de beide geboden van de liefde tot God en de naastenliefde Vgl. Lc. 10, 25-27 en ertoe opgeroepen te beseffen, dat alleen het gehoorzamen aan deze geboden kan leiden tot het eeuwige leven: 'Handel daarnaar en ge zult leven' (Lc. 10, 28). Tekenend is in elk geval dat juist het tweede van deze geboden de nieuwsgierigheid en de vraag van de wetgeleerde wekt: 'En wie is mijn naaste?' (Lc. 10, 29). De Meester antwoord met de gelijkenis van de barmhartige Samaritaan, de sleutelgelijkenis voor het volle verstaan van het gebod van de naastenliefde Vgl. Lc. 10, 30-37 .
De beide geboden waaraan 'de hele wet hangt en de profeten' (Mt. 22, 40), zijn ten diepste met elkaar verbonden en doordringen elkaar. Van hun onlosmakelijke eenheid wordt door Jezus met zijn woorden en met zijn leven getuigd: Zijn zending bereikt haar hoogtepunt aan het kruis, dat de verlossing brengt Vgl. Joh. 3, 14-15 , teken van zijn ondeelbare liefde tot de Vader en tot de mensheid Vgl. Joh. 13, 1 .
Zowel het Oude als het Nieuwe Testament brengen heel duidelijk tot uitdrukking, dat zonder de naastenliefde die concreet wordt in het onderhouden van de geboden, de echte Godsliefde niet mogelijk is. Met buitengewone kracht van woorden schrijft de H. Johannes: 'Als iemand zegt: Ik bemin God!, maar zijn broeder haat, is hij een leugenaar. Wie immers zijn broeder niet bemint, die hij ziet, kan God niet beminnen, die hij niet ziet' (1 Joh. 4, 20). De evangelist stemt in met de morele verkondiging van Christus die in de gelijkenis van de barmhartige Samaritaan Vgl. Lc. 10, 30-37 en in de 'redevoering' over het Laatste Oordeel op bewonderenswaardige en niet mis te verstane wijze haar uitdrukking vindt Vgl. Mt. 25, 31-46 .