H. Paus Johannes Paulus II - 6 augustus 1993
Wat we over de theologie in het algemeen gezegd hebben, kan en moet opnieuw voor de moraaltheologie naar voren gebracht worden, in zoverre ze zich als wetenschap kenmerkt door wetenschappelijke reflectie over het evangelie als geschenk en gebod van nieuw leven, over het leven, dat "door de liefde geleid, zich aan de waarheid houdt" Vgl. Ef. 4, 15 over het heilige leven van de Kerk, waarin de waarheid van het tot voltooiïng gebrachte goede schittert. Niet alleen op het gebied van het geloof, maar ook en onverbrekelijk daarmee verbonden in de moraal treedt het leergezag van de Kerk op, welks taak het is "door oordelen die het geweten van de gelovige binden, zich over die handelingen uit te spreken die in zichzelf met de eisen van het geloof overeenstemmen en waarvan de praktijk in het leven bevorderd moet worden, maar ook die handelingen, die op basis van hun in-wezen-slecht-zijn met deze eisen onverenigbaar zijn". Congregatie voor de Geloofsleer, Instructie over de Kerkelijke Roeping van de Theoloog, Donum Veritatis (24 mei 1990), 6 Door de verkondiging van de geboden van God en de liefde van Christus leert het leergezag van de Kerk de gelovigen ook bijzondere, concrete geboden en verlangt van hen, deze gewetensvol als zedelijk verplichtend te beschouwen. Bovendien oefent het leergezag een belangrijke bewakingstaak uit, doordat het de gelovigen voor mogelijke, ook slechts impliciet bestaande dwalingen waarschuwt, als het geweten er niet toe komt de juistheid en waarheid van de door het leergezag van de Kerk geleerde zedelijke regels te erkennen.
Hierbij komen de bijzondere opgaven van al degenen die in opdracht van de verantwoordelijke bisschoppen in de priesterseminaries en aan de theologische faculteiten moraaltheologie doceren. Ze hebben de zware verplichting, de gelovigen - vooral de toekomstige zielzorgers - over alle geboden te onderwijzen, die de Kerk met autoriteit verkondigt. Vgl. Wetboek, Codex van het Canonieke recht, Codex Iuris Canonici (25 jan 1983), 252.659. 3 De moraaltheologen worden ertoe opgeroepen, zonder schade voor de mogelijke grenzen van de menselijke, door het leergezag voorgelegde bewijsvoeringen, de argumentatie van zijn voorschriften te verdiepen, de juistheid van zijn voorschriften en hun verplichtend karakter toe te lichten, en hun onderlinge samenhang en die met het einddoel van de mens te laten zien. Vgl. 1e Vaticaans Concilie, 3e Zitting - Dogmatische Constitutie over het Katholieke Geloof, Dei Filius (24 apr 1870), 18. DH 3016 De moraaltheologen hebben de taak om de leer van de Kerk voor te leggen en bij de uitoefening van hun ambt een voorbeeld te zijn van loyale, innerlijke en uiterlijke instemming met de leer van het leergezag zowel op het gebied van het dogma als op dat van de moraal. Vgl. H. Paus Paulus VI, Encycliek, Het menselijk leven en geboorteregelingen, Humanae Vitae (25 juli 1968), 28 De moraaltheologen zullen zich, als ze hun krachten verenigen in samenwerking met het hiërarchisch leergezag tot taak stellen, de Bijbelse fundamenten, samen met de ethische aanwijzingen en de antropologische argumenten, waarop de door de Kerk voorgelegde moraal en mensvisie rust, steeds duidelijker aan te bieden.