Paus Franciscus - 12 mei 2021
Dierbare broeders en zusters, goedendag!
Ik ben blij deze ontmoeting in levende lijve te hernemen. Ik wil jullie zeggen: het is niet leuk voor het niets te spreken, voor een televisiecamera. Dat is niet leuk. En nu, na vele maanden en dankzij de moed van monseigneur Sapienza – die gezegd heeft: “we doen het daar” – zijn we hier bijeen. Dankjewel monseigneur Sapienza! Opnieuw de mensen ontmoeten, jullie ontmoeten, elkeen met een eigen verhaal. Mensen die van overal komen, uit Italië, uit de Verenigde Staten, uit Colombia en dan die kleine ploeg voetballertjes, vier broertje uit Zwitserland – denk ik - ze staan daar met vier. Het zusje ontbreekt. We hopen dat ze nog komt… Ieder van jullie zien is mij een genoegen want we zijn allen broeders in de Heer. Elkaar zien helpt ons voor elkaar bidden. Ook mensen die veraf zijn komen zo dichterbij. De altijd aanwezige zuster Geneviève die van het Lunapark komt. Mensen die werken en die nu allemaal hier zijn. Dank voor jullie aanwezigheid en voor jullie bezoek. Draag de boodschap van de Paus mee naar iedereen. De boodschap dat ik voor iedereen bid en vraag voor mij te bidden.
Het christelijk gebed is, zoals heel het christelijk leven, geen “wandeling”. Geen van de grote bidders die we in de Bijbel en in de Kerkgeschiedenis ontmoeten heeft een “makkelijk” gebed gekend. Natuurlijk kan men als papegaaien bidden – bla, bla, bla, bla bla – maar dat is geen gebed. Zeker, het gebed geeft grote vrede, maar na een inwendige strijd, die soms bitter is, en die in de loop van het leven lange tijd kan duren. Bidden is niet makkelijk. Daarom ontvluchten we het gebed. Telkens we eraan beginnen komen ons vele andere activiteiten voor de geest die op dat ogenblik belangrijker en dringender lijken. Dat overkomt ook mij: ik ga even bidden… Maar neen, ik moet dit nog doen en dat… We vluchten van het gebed, ik weet niet waarom, maar het gebeurt. Bijna altijd stellen we vast, na het gebed uitgesteld te hebben, dat die zaken eigenlijk niet zo belangrijk waren en dat we zelfs tijd verspild hebben. De Vijand misleidt ons op die wijze.
Alle godsmannen en godsvrouwen vertellen niet slechts over de vreugde van het gebed, maar ook over de last en de vermoeidheid dat het kan meebrengen. Soms is het een harde strijd om trouw te blijven aan de tijden en vormen van het gebed. Er zijn heiligen die jaren trouw gebleven zijn zonder enige voldoening te beleven of het nut ervan te zien. De stilte, het gebed, de aandacht. Het zijn moeilijke oefeningen. En soms komt de menselijke natuur in opstand. We zouden op gelijkwelke plaats op aarde willen zijn, maar niet hier, op die bank in de kerk om te bidden. Wie wil bidden moet beseffen dat geloven niet makkelijk is. Soms gebeurt het in een haast totale duisternis, zonder aanknopingspunten. Het geloofsleven kent duistere ogenblikken. Daarom zijn er heiligen die spreken van “de donkere nacht”, omdat men niets ervaart. Maar ik blijf bidden.De Catechismus-Compendium
Catechismus van de Katholieke Kerk
(15 augustus 1997) geeft een lijst vijanden van het gebed, die het gebed moeilijk maken en hindernissen opwerpen. Vgl. Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 2726-2728 Soms is er de twijfel of men de Almachtige echt kan bereiken. Waarom zwijgt God? Als God de Almachtige is, zou Hij niet enkele woorden kunnen spreken en het probleem oplossen. Naast de onbereikbaarheid van het goddelijk zijn er mensen die vermoeden dat het gebed een louter psychologische activiteit is. Iets dat wellicht nuttig is, maar niet echt en niet nodig. Men zou zelfs pratikerend kunnen zijn zonder te geloven. En zo verder, vele opwerpingen.
De ergste vijanden van het gebed zitten in ons. De Catechismus-Compendium
Catechismus van de Katholieke Kerk
(15 augustus 1997) beschrijft ze als volgt: “… de ontmoediging bij bepaalde vormen van onze dorheid, de droefheid dat wij niet alles geven aan de Heer, want wij hebben “vele goederen”, de teleurstelling dat wij niet verhoord worden volgens onze eigen wil, onze gekwetste trots die weigert toe te geven dat wij onwaardige zondaars zijn en het onvermogen om te accepteren dat het bidden berust op een om niet geschonken gave” Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 2728 Dit is een duidelijke en beknopte lijst die zou kunnen verlengd worden.
Wat te doen bij bekoringen, als alles lijkt te wankelen? Wanneer we de geschiedenis van de spiritualiteit uitpluizen, merken we meteen dat de geestelijke leiders duidelijk zicht hadden op de situatie zoals we die beschreven hebben. Om ze te overwinnen heeft elkeen een bijdrage geleverd. Een wijs woord of een suggestie om tijden boordevol moeilijkheden te doorleven. Het gaat niet om theorieën uitgewerkt aan de studietafel, neen, het gaat om raadgevingen ontsproten aan de ervaring die het belang aantonen om weerstand te bieden en te volharden in het gebed.
Het zou interessant zijn enkele van deze raadgevingen te bekijken want elk verdient het uitgediept te worden. Bijvoorbeeld, de H. Ignatius van Loyola
Geestelijke Oefeningen () van de H. Ignatius van Loyola zijn een boekje vol grote wijsheid dat leert hoe in het eigen leven orde op zaken te stellen. Het helpt verstaan dat de christelijke roeping een strijd is, een beslissing om onder de banier van Jezus Christus verder te gaan en niet onder dat van de duivel, door het goede te doen ook wanneer dat moeilijk wordt.
In tijden van beproeving is het goed zich te herinneren dat we niet alleen zijn, dat iemand aan onze zijde waakt en ons beschermt. Ook de Heilige Antonius abt, stichter van het christelijk monnikendom, in Egypte, maakte vreselijke tijden mee toen het gebed een harde strijd werd. Zijn biograaf, de Heilige Atanasius, bisschop van Alexandrië, vertelt dat de Heilige kluizenaar een van de ergste periodes meemaakte toen hij ongeveer vijfendertig was, de middelbare leeftijd die voor velen een crisis betekent. Antonius werd door die beproeving ontredderd maar bood weerstand. Toen de rust eindelijk terugkeerde richtte hij zich bijna verwijtend tot de Heer: “Waar was je? Waarom heb je niet onmiddellijk een einde gemaakt aan mijn lijden?”. En Jezus antwoordde: “Antonius, Ik was daar. Maar Ik wilde je zien vechten”. Paus Benedictus XVI, Toespraak, Opening van de 5e Algemene Vergadering van Bisschoppen van Latijns-Amerika en het Caraïbisch Gebied (13 mei 2007). 10 Vechten in het gebed. Vaak is het gebed een gevecht. Ik herinner mij iets dat ik van dichtbij heb beleefd toen ik in het vorige bisdom was. Een echtpaar had een dochter van negen jaar met een ziekte die bij de artsen ongekend was. Uiteindelijk, in het ziekenhuis, zei de arts tot de moeder: “Mevrouw, roep je man”. De man was op het werk. Het waren werkmensen en ze werkten alle dagen. Hij zei aan de vader: “Het meisje zal de nacht niet halen. Het is een besmetting waartegen we niets kunnen”. Die man ging wellicht niet elke zondag naar de Mis, maar had een groot geloof. Hij ging wenend weg en liet zijn echtgenote met het kind in het ziekenhuis. Hij nam de treinen legde een afstand van zeventig kilometer af naar de basiliek van de Madonna van Lujàn, patrones van Argentinië. En daar – de basiliek was reeds gesloten, het was bijna tien uur ’s avonds – klemde hij zich vast aan het traliewerk van de basiliek. Heel de nacht bad hij tot de Madonna, vechtend voor de gezondheid van zijn dochter. Dit is geen fantasie. Ik heb hem gezien. Ik heb hem gezien. Die vechtende man daar. Uiteindelijk, om zes uur ’s morgen ging de kerk open en ging hij de Madonna groeten, na een nacht “vechten”. Daarna ging hij naar huis. Toen hij thuiskwam, vond hij zijn vrouw niet. Hij dacht: “Ze is weg gegaan. Dat kan de Madonna mij toch niet aandoen”. Maar hij vond haar en lachend zei ze hem: “Ik versta niet wat er gebeurd is. De artsen zeggen dat het veranderd is en dat ze nu genezen is”. Door zijn strijd in het gebed heeft deze man van de Madonna genade bekomen. De Madonna heeft hem verhoord. Ik heb dat gezien. Het gebed bewerkt wonderen, want het gebed gaat naar de kern van Gods tederheid die ons als een vader liefheeft. En wanneer Hij ons geen verhoring schenkt zal Hij ons een andere genade geven die we met de tijd zullen ontdekken. Maar steeds is er in het gebed strijd om genade te vragen. Inderdaad. Het gebeurt dat we een genade die we nodig hebben vragen maar zonder inspanning, zonder strijd. Ernstige zaken vraagt men niet op die wijze. Het gebed is een strijd en de Heer is altijd bij ons. Als we op een moment van verblinding zijn aanwezigheid niet waarnemen, dan zullen we daarin later wel slagen. Het zal ook ons overkomen dezelfde uitspraak te doen als de aartsvader Jakob: “Waarlijk, de Heer is op deze plaats en ik wist het niet” (Gen. 28, 16). Aan het einde van ons leven zullen ook wij, terugkijkend, kunnen zeggen: “Ik dacht alleen te zijn, maar neen, ik was het niet: Jezus was bij mij”. Allen zullen we dit kunnen zeggen.