
H. Paus Johannes Paulus II - 13 mei 1983
In onze tijd zijn de christenen geroepen op een steeds eensgezinder manier te getuigen van de christelijke waarden in een samenleving die steeds meer nodig heeft te worden herinnerd aan de voorrang van de liefde en van de geest, de waardigheid van de mens en de zin van zijn bestaan, zoals ze zijn geopenbaard in de verrijzenis van Christus.
Behalve deze overal geldende eisen, zijn er die ontstaan uit de plaatselijke omstandigheden en de concrete mogelijkheden die ze bieden, daar waar de christenen van verschillende tradities naast elkaar leven en bij andere mensen die andere godsdienstige geloofsovertuigingen aanhangen of zich niet-gelovigen noemen.
Het oecumenisme op plaatselijk vlak komt aan de behoeften en aan de bijzondere situatie en aan zijn eigen middelen tegemoet. Het heeft een bepaald aandeel van het initiatief dat het eigen is en zijn rol is oorspronkelijker dan die van de oecumenische richtlijnen die voor heel de wereld bestemd zijn. Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Decreet, Over de oecumene, Unitatis Redintegratio (21 nov 1964), 12
De plaatselijke initiatieven die geplaatst worden in het perspectief van de universele gemeenschap, zijn niet alleen noodzakelijk ter plaatse, maar kunnen ook zeer vruchtbaar zijn voor een meer algemene groei van de gemeenschap. Op plaatselijk vlak zal echter elk spoor van voorbarige tegenstelling en elke onjuiste, door een proselitisme van slecht gehalte ingegeven, activiteit moeten worden uitgesloten. Vooral op plaatselijk vlak doen zich bovendien de gelegenheden voor om samen te werken in dienst van God en van de mensen en de geschikte middelen om deze samenwerking te verwezenlijken.