H. Paus Johannes Paulus II - 9 mei 1983
Dames en heren,
Wanneer ik me tot u richt, die met ere de rijke horizonten van de moderne wetenschap vertegenwoordigt, wil ik u allereerst hartelijk danken voor uw bezoek en u zeggen, dat uw aanwezigheid hier deze morgen in mijn ogen een hoge symbolische waarde heeft, want u bent het bewijs dat er zich tussen de kerk en de wetenschap een vruchtbare dialoog aan het verdiepen is.
En ik ben er niet alleen om u te ontvangen. Mijn medebroeders de kardinalen van de heilige Roomse kerk die in Rome aanwezig zijn, en andere persoonlijkheden van de Heilige Stoel- die ik blij ben met u te begroeten en die ik eveneens dank voor hun aanwezigheid - getuigen van het belang dat de kerk aan deze dialoog toekent.
Wij denken aan een tijd dat er zich tussen wetenschap en geloof ernstige wanbegrippen hadden ontwikkeld als gevolg van misverstanden of dwalingen, die alleen nederige en geduldige herzieningen geleidelijk zullen kunnen verdrijven. En zo moeten wij ons samen verheugen dat de wereld van de wetenschap en de katholieke kerk hebben geleerd deze ongetwijfeld begrijpelijke, maar niettemin betreurenswaardige conflicten te overwinnen. Dit was het gevolg van een nauwkeuriger waardering van de eigen methoden voor de verschillende orden van kennis en de vrucht van een strengere geesteshouding welke bij het onderzoek aan de dag werd gelegd.
De kerk en de wetenschap zelf hebben er groot voordeel aan gehad door bezinning en door soms pijnlijke ervaringen te ontdekken welke de wegen zijn die naar de waarheid en de objectieve kennis leiden.
U die u opmaakt om de 350e verjaardag te gedenken van de publicatie van het grote werk van Galileo Galilei 'Dia loghi sui due massimi sistemi del mondo', moet ik zeggen dat de door de kerk beleefde ervaring bij gelegenheid en tel gevolge van de zaak Galilei een rijping en nauwkeurige begrip van haar eigen gezag heeft mogelijk gemaakt. Ik herhaal voor u wat ik op 10 november 1979 voor de Pauselijke academie van wetenschappen zei:
'Ik wens dat theologen, geleerden en historici, bezield door een oprechte geest van samenwerking, het onderzoek van de zaak Galilei verdiepen en, in een eerlijke erkenning van het ongelijk aan welke kant die ook ligt, het wantrouwen wegnemen dat deze zaak in vele geesten nog aan een vruchtbare eensgezindheid tussen wetenschap en geloof, tussen kerk en wereld, in de weg legt. Ik geef mijn volle steun aan deze taak die de waarheid van het geloof en van de wetenschap zal kunnen honoreren en de deur openen voor de toekomstige vormen van samenwerking' H. Paus Johannes Paulus II, Toespraak, Tot de Pauselijke Academie van Wetenschappen tijdens de herdenking van Albert Einstein, De diepe overeenstemming welke de waarheid van de wetenschap en de waarheid van het geloof verbindt (10 nov 1979), 6
Zoals u weet, heb ik gevraagd dat een team van interdisciplinair onderzoekers zou worden gevormd om heel de kwestie zorgvuldig te bestuderen. Zijn werkzaamheden vorderen op een bemoedigende wijze en er bestaat goede hoop, dat het een belangrijke bijdrage levert aan de bestudering van het hele probleem.
Ook de kerk leert door ervaring en bezinning en zij begrijpt nu beter de betekenis welke aan de vrijheid van onderzoek moet worden gegeven, zoals ik zei tot de vertegenwoordigers van de Spaanse universiteiten op 3 november 1982:
'De kerk steunt vrijheid van onderzoek welke een van de edelste eigenschappen van de mens is. Door het onderzoek komt de mens tot de Waarheid: een van de mooiste namen welke God zichzelf geeft. Daarom is de kerk ervan overtuigd, dat er geen werkelijke tegenspraak tussen wetenschap en geloof kan bestaan, daar heel de werkelijkheid in laatste instantie van God de Schepper voortkomt. Dat verklaart het Tweede Vaticaans Concilie. Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk in de wereld van deze tijd, Gaudium et Spes (7 dec 1965), 36 Ik heb er zelf bij verschillende gelegenheden aan herinnerd als ik me tot mannen en vrouwen van de wetenschap richtte. Wetenschap en geloof vertegenwoordigen ongetwijfeld twee verschillende, in hun proces autonome orden van kennis, maar die uiteindelijk overeenkomen in de ontdekking van de algehele werkelijkheid, welke haar oorsprong in God heeft’ H. Paus Johannes Paulus II, Toespraak, In de Dom van Keulen, Tijdens de ontmoeting met wetenschappers en studenten (15 nov 1980)’ H. Paus Johannes Paulus II, Toespraak, Madrid (Spanje), Tot vertegenwoordigers van koninklijke academies, de wereld van de unievrsiteit, het onderzoek, wetenschap en cultuur van Spanje (3 nov 1982), 8
Men ziet zo duidelijker dat de goddelijke openbaring waarvan de kerk de waarborg en getuige is, uit zichzelf geen wetenschappelijke theorie van het heelal bevat en dat de bijstand van de Heilige Geest geenszins de verklaringen waarborgt die wij naar voren zouden willen brengen over de fysieke samenstelling van de werkelijkheid.
Dat de kerk op een zo ingewikkeld terrein met moeite kon vorderen moet ons niet verwonderen of ergeren. De kerk die gesticht is door Christus die zich de weg, de waarheid en het leven noemde, blijft evenwel samengesteld uit beperkte mensen die nauw verbonden zijn met hun culturele tijd. Zo erkent zij altijd belang te stellen in het onderzoek betreffende de kennis van het fysische, biologische of psychische heelal. Slechts door nederige en ijverige studie leert zij het wezenlijke van het geloof scheiden van de wetenschappelijke stelsels van een tijdperk, vooral wanneer een aangewende lezing van de bijbel verbonden zou blijken met een noodzakelijke kosmogonie.
Om terug te komen op het geval Galilei erkennen wij zeker, dat hij te lijden heeft gehad van de kant van de kerkelijke instanties. Maar in zijn tijd ontbrak het niet aan katholieke centra die reeds met grote bekwaamheid behalve de theologie en filosofie vakken als geschiedenis, geografie, archeologie, fysica, mathematica, astronomie, astrofysica beoefenden en deze onderzoeken werden noodzakelijk geacht om beter de historische evolutie van de mens en de geheimen van het heelal te kennen. Geniale voorlopers hadden zelfs de katholieken gewaarschuwd door er bij hen op aan te dringen wetenschap en geloof niet tegenover elkaar te stellen. Dat heb ik op 15 december 1979 willen bevestigen aan de gregoriaanse universiteit waarvan de onderzoekers en professoren eertijds aan Galilei bekend waren:
'En wanneer erkend moet worden dat de onderzoekers van die tijd niet ontheven waren van de culturele conditioneringen van hun milieu, kunnen wij toch vaststellen dat de geniale voorlopers en de vrijere geesten niet ontbraken die, zoals een heilige Robertus Bellarminus in het geval van Galileo Galilei, wensten dat onnodige spanningen en schadelijke verhardingen voor de verhoudingen tussen geloof en wetenschap zouden worden vermeden' H. Paus Johannes Paulus II, Toespraak, Tot professoren en studenten van de pauselijke Universiteit Gregoriana (15 dec 1979)
Deze feiten bevestigen ons in de onontbeerlijke noodzaak van een vrijmoedige en open dialoog tussen de theologen, de specialisten van de wetenschap en de verantwoordelijken van de kerk.
Wij zien bijgevolg dat de eeuwenoude betrekkingen tussen de kerk en de wetenschap de katholieken tot een juister begrip van het terrein van hun eigen geloof hebben gebracht, tot een soort intellectuele loutering en de overtuiging dat de wetenschappelijke studie een belangeloze inzet tot onderzoek verdient en uiteindelijk in dienst staat van de waarheid en de mens zelf. Voegen wij eraan toe dat de kerk met dankbaarheid erkent wat zij aan het onderzoek en de wetenschap verschuldigd is. Ik heb de gelegenheid gehad dit te zeggen tot de Pauselijke raad voor de cultuur op 18 januari 1983:
'Denken we namelijk aan de resultaten van de wetenschappelijke onderzoekingen voor een betere kennis van het heelal, voor een verdieping van het mysterie van de mens, denken we aan de weldaden die de nieuwe middelen van communicatie en ontmoeting tussen de mensen aan de samenleving en de kerk kunnen verschaffen, het vermogen ontelbare economische en culturele goederen te produceren en vooral om de opvoeding van de massa's te bevorderen en de ziekten te genezen die vroeger ongeneeslijk werden geacht. Wat een bewonderenswaardige verwezenlijkingen! Dit alles strekt de mens tot eer. En dit alles is grotelijks ten goede gekomen aan de kerk in haar leven, haar organisatie, haar arbeid en eigen werk' H. Paus Johannes Paulus II, Toespraak, De Kerk en cultuur (18 jan 1983), 6
En als wij ons nu meer rechtstreeks tot de wetenschappelijke wereld wenden, zien we dan vandaag niet hoe de grotere gevoeligheid van de geleerden en onderzoekers voor de waarden van de geest en de moraal aan uw vakken een nieuwe dimensie en een edelmoedige ontvankelijkheid voor het alomvattende toevoegt? Deze houding heeft de dialoog tussen de wetenschap en de kerk grotelijks vergemakkelijkt en verrijkt.
Ongetwijfeld wordt van u een methode van hoge specialisatie gevraagd om uw ontdekkingen en uw experimenten steeds meer vooruit te brengen en men kan slechts de intellectuele gestrengheid en eerlijkheid, de belangeloosheid en zelfverloochening bewonderen, waarvan zovele onderzoekers getuigen die zich in een werkelijke zendingsgeest aan hun studies overgeven.
De wetenschappelijke wereld welke nu een van de voornaamste activiteit sectoren van de moderne samenleving is geworden, ontdekt zelf in het licht van de bezinning en ervaring ook tegelijk de omvang en het gewicht van zijn verantwoordelijkheden. De moderne wetenschap en de techniek die eruit voortvloeit, zijn een werkelijke macht geworden en vormen het voorwerp van politiek of sociaaleconomische strategieën die niet neutraal zijn voor de toekomst van de mens.
Dames en heren, die de wetenschap beoefenen, u bezit een aanzienlijke macht en verantwoordelijkheid die bepalend kunnen worden in de oriëntering van de wereld van morgen. Verscheidene malen heb ik heel de achting van de kerk willen uitspreken voor de gezamenlijke inspanning welke door de wetenschapsbeoefenaars is ondernomen om de dringende doelstellingen voorrang te geven welke het nastreven van de ontwikkeling van de mens en de vrede vereist. U weet dat een morele verandering nodig is, wanneer men wil dat de wetenschappelijke en technische hulpmiddelen waarover de hedendaagse wereld beschikt, werkelijk in dienst van de mens worden gesteld. In Hiroshima heb ik er op 25 februari 1981 op de universiteit van de Verenigde Naties aan herinnerd, dat
'de mens van onze tijd buitengewone wetenschappelijke en technologische hulpmiddelen bezit. En wij zijn ervan overtuigd dat deze middelen veel doeltreffender zouden kunnen worden gebruikt voor de ontwikkeling en de groei van de naties ... Dit alles veronderstelt duidelijk politieke keuzen en, meer fundamenteel, morele keuzen. Het ogenblik is nabij dat men opnieuw de prioriteiten moet bepalen. Men heeft bijvoorbeeld geschat, dat bijna de helft van alle onderzoekers van de wereld momenteel voor militaire doeleinden is ingezet. Kan de mensenfamilie nog lang in deze richting volharden?' H. Paus Johannes Paulus II, Toespraak, Ontmoeting met wetenschappers en vertegenwoordigers van de Universiteit van de Verenigde Naties, Hiroshima (25 feb 1981), 8
Dames en heren, u geniet een onmetelijke morele invloed om de eigenlijke humanistische en culturele doelstellingen van de wetenschap te doen gelden. Geeft u moeite om de mens en zijn waardigheid te verdedigen bij de beslissingscentra die de wetenschappelijke politiek en de sociale planningen beheersen. U zult in de kerk altijd een bondgenote vinden telkens wanneer u zich inspant de mens en zijn werkelijke ontwikkeling te bevorderen.
Ongetwijfeld stelt de kerk ook van binnen uit belang in uw werkzaamheden. Want niets dat onze kennis van de mens, de natuur en het heelal kan verdiepen kan ons onverschillig laten. Alle wetenschappelijke vooruitgang welke met onkreukbaarheid wordt nagestreefd, strekt de mensheid tot eer en is een hulde van de Schepper van alles. Uw onderzoekingen vormen het verlengstuk van de bewonderenswaardige openbaring welke God ons geeft in zijn scheppingswerk. De kerk keert zich niet allereerst naar uw ontdekkingen om er gemakkelijke apologetische argumenten uit te putten om haar gelovigen te sterken. Zij tracht eerder, dank zij u, de horizon van haar beschouwing en bewondering te verruimen voor de helderheid waarmee de oneindig machtige God naar voren komt in zijn schepping.
Voor de gelovige kan het meest gespecialiseerde onderzoek zo een hoogst ethische en geestelijke handeling worden. Voor de heiligen was de studie gebed en beschouwing.
Ja, de kerk doet een beroep op uw onderzoekbekwaamheden, opdat geen enkele beperking zou worden gesteld aan ons gezamenlijk zoeken naar kennis. Uw specialisatie legt u bepaalde regels en onvermijdelijke beperkingen op bij het onderzoek, maar over deze epistemologische grenzen heen laat de geneigdheid van uw geest u brengen tot het alomvattende en absolute. Meer dan ooit heeft onze wereld geëigende begrippen nodig om het geheel te omvatten en de kennis te doen voortgaan naar de vermenselijkte kennis en de wijsheid. Kortom, uw wetenschap moet zich verruimen tot wijsheid, dat wil zeggen, groei worden van de mens en van iedere mens. Opent wijdt uw inzichten en uw harten voor de eisen van de hedendaagse wereld die naar rechtvaardigheid verlangt en naar de waardigheid die op de waarheid is gebaseerd. En weest u zelf beschikbaar voor het nastreven van alles wat waar is, overtuigd dat de werkelijkheden van de geest deel uitmaken van de werkelijkheid en van de algehele waarheid.
Dames en heren, uw taak is edel en gigantisch. De wereld kijkt naar u op en verwacht van u een dienst die past bij uw intellectuele capaciteiten en uw ethische verantwoordelijkheden.
Moge God, de Schepper van alles, die in de onmetelijkheid van het heelal aanwezig is zoals in elk van onze harten, u vergezellen bij uw werkzaamheden en uw bewonderenswaardige taak bezielen!