
H. Paus Johannes Paulus II - 19 januari 1983
De teksten van de profeten hebben een grote betekenis om het huwelijk als een verbond van personen te begrijpen (naar het beeld van het Verbond van Jahwe met Israël) en in het bijzonder om het sacramentele verbond van man en vrouw in de dimensie van het teken te begrijpen. Zoals we al overwogen hebben, treedt de ‘taal van het lichaam’ in de integrale structuur van het sacramentele teken waarvan het belangrijkste subject de mens is, mannelijk en vrouwelijk. De woorden van de huwelijksbelofte vormen dit teken, omdat de sponsale betekenis van het lichaam erin is uitgedrukt in zijn mannelijkheid en vrouwelijkheid. Het zijn vooral de woorden: “Ik aanvaard je als mijn vrouw/man” die deze betekenis uitdrukken. Bovendien wordt met deze woorden de essentiële ‘waarheid’ van de taal van het lichaam bevestigd en de essentiële ‘niet-waarheid’ (ten minste onrechtstreeks, impliciet) uitgesloten, de valsheid van de taal van het lichaam. Het lichaam spreekt immers de waarheid doorheen de echtelijke liefde, trouw en integriteit, evenals het de niet-waarheid, dat wil zeggen, de valsheid, uitgedrukt door alles wat de ontkenning is van de echtelijke liefde, trouw en integriteit. Men kan dus zeggen dat op het moment van het uitspreken van de woorden van de huwelijksbelofte, de pasgehuwden zich op dezelfde lijn plaatsen als ditzelfde ‘profetisme van het lichaam’, waarvan de oude profeten de woordvoerders waren. Uitgedrukt door de bedienaars van het huwelijk stelt de ‘taal van het lichaam’ als een sacrament van de Kerk, het zichtbare teken zelf van het Verbond en de genade, die – door zijn terugkeer naar het mysterie van de schepping – zich voortdurend voedt door de kracht van de ‘verlossing van het lichaam’, die Christus aan de Kerk aanbiedt.
Volgens de profetische teksten spreekt het menselijk lichaam een ‘taal’ waarvan het niet de auteur is. De auteur is de mens die, als man en vrouw, bruidegom en bruid, correct de betekenis van deze ‘taal’ herleest. Hij herleest die sponsale betekenis van het lichaam als integraal ingeschreven in de structuur van de mannelijkheid of vrouwelijkheid van het persoonlijke subject. Een juiste herlezing ‘in waarheid’ is de noodzakelijke voorwaarde om deze waarheid te verkondigen, dat wil zeggen, om het zichtbare teken van het huwelijk als een sacrament vast te leggen. De echtgenoten verkondigen juist deze’ taal van het lichaam’, in waarheid herlezen, als de inhoud en het beginsel van hun nieuwe leven in Christus en in de Kerk. Op basis van het ‘profetisme van het lichaam’ vervullen de bedienaars van het sacrament van het huwelijk een handeling van profetische aard. Op deze manier bevestigen zij hun deelname aan de profetische zending die de Kerk van Christus heeft ontvangen. De ‘profeet’ is hij die in menselijke woorden de waarheid spreekt die van God komt, die deze waarheid in de plaats van God spreekt, in zijn naam en in zekere zin met zijn gezag.
Dit alles verwijst naar de jonggehuwden die, als bedienaars van het sacrament van het huwelijk, met de woorden van de echtelijke toestemming het zichtbare teken instellen, terwijl ze de ‘taal van het lichaam’ verkondigen, herlezen in de waarheid, als inhoud en beginsel van hun nieuwe leven in Christus en in de Kerk. Deze ‘profetische’ afkondiging heeft een complex karakter. De echtelijke instemming is tegelijk de afkondiging en de oorzaak van het feit dat vanaf nu allebei echtgenoot en echtgenote zullen zijn voor de Kerk en de samenleving. (We begrijpen deze afkondiging als ‘indicatie’ in de gewone zin van het woord). De echtelijke instemming heeft echter vooral het karakter van een wederzijdse belijdenis van de pasgehuwden, gedaan voor het aanschijn van God. Het volstaat om aandachtig de tekst te onderzoeken om overtuigd te worden dat die profetische afkondiging van de taal van het lichaam, in waarheid herlezen, onmiddellijk en rechtstreeks door het ‘ik’ gericht is tot het ‘jij’: door de man tot de vrouw en door de vrouw tot de man. De woorden die het persoonlijk subject aangeven, de persoonlijke voornaamwoorden ‘ik’ en ‘jij’, nemen een centrale plaats in in de echtelijke instemming. De ‘taal van het lichaam’, herlezen in de waarheid van zijn sponsale betekenis, vormt door de woorden van de pasgehuwden de eenwording-gemeenschap van personen. Als de echtelijke instemming een profetisch karakter heeft, als ze de afkondiging is van de waarheid die van God komt en in zekere zin de verklaring van deze waarheid in Gods naam, wordt dit vooral in de dimensie van de interpersoonlijke gemeenschap verwezenlijkt en slechts onrechtstreeks ‘in tegenwoordigheid van’ de anderen en ‘voor’ de anderen.
Tegen de achtergrond van de woorden gesproken door de bedienaars van het sacrament van het huwelijk, staat de eeuwige ‘taal van het lichaam’, waaraan God het ‘begin’ heeft gegeven door de mens als man en vrouw te scheppen: een taal die door Christus is vernieuwd. Deze eeuwige ‘taal van het lichaam’ draagt in zich heel de rijkdom en de diepte van het mysterie, vooreerst van de schepping en vervolgens van de verlossing. Door het zichtbare teken van het sacrament te verwezenlijken door de woorden van hun echtelijke instemming, drukken de echtgenoten in dit teken de ‘taal van het lichaam’ uit met heel de diepgang van het mysterie van de schepping en van de verlossing (de liturgie van het sacrament van het huwelijk biedt hiervan een rijk voorbeeld). Door zo de ‘taal van het lichaam’ te herlezen, integreren de echtgenoten niet alleen in de woorden van echtelijke instemming de subjectieve volheid van de onontbeerlijke belofte om het teken, eigen aan dit sacrament, te verwezenlijken, maar in zekere zin raken ze ook aan de bronnen zelf van waaruit dit teken telkens weer zijn profetische welsprekendheid en zijn sacramentele kracht onttrekt. Men mag niet vergeten dat, voordat ze werd uitgesproken door de lippen van de echtgenoten, die de bedienaars van het huwelijk als sacrament van de Kerk zijn, de ‘taal van het lichaam’ door het woord van de levende God werd uitgesproken, vanaf Genesis, door de profeten van het Oude Verbond, tot de auteur van de brief aan de Efeziërs.
We gebruiken hier telkens weer de uitdrukking ‘taal van het lichaam’, terwijl we teruggrijpen naar de profetische teksten. Zoals we al hebben gezegd, spreekt het menselijk lichaam in deze teksten een ‘taal’ waarvan het niet de auteur is in de enge zin van het woord. De auteur is de mens – mannelijk en vrouwelijk – die de ware betekenis van die ‘taal’ herleest, terwijl hij de sponsale betekenis van het lichaam aan het licht brengt als integraal ingeschreven in de structuur van de mannelijkheid en vrouwelijkheid van het persoonlijke subject. Deze herlezing ‘in waarheid’ van de taal van het lichaam verleent al in zichzelf een profetisch karakter aan de woorden van de huwelijksinstemming, waardoor man en vrouw het zichtbare teken van het huwelijk als een sacrament van de Kerk verwezenlijken. Deze woorden bevatten echter iets meer dan een eenvoudig herlezen in waarheid van die taal die de vrouwelijkheid en mannelijkheid van de pasgehuwden in hun wederzijdse betrekkingen uitdrukken: “Ik aanvaard je als mijn vrouw/man”. De woorden van echtelijke instemming bevatten de intentie, het besluit en de keuze. De echtgenoten besluiten allebei om te handelen in overeenstemming met de taal van het lichaam, herlezen in waarheid. Als de mens, mannelijk en vrouwelijk, de auteur is van die taal, is hij dit vooral voor zover hij aan zijn gedrag en zijn handelingen een betekenis wenst te verlenen en dat inderdaad doet, in overeenstemming met de zeggingskracht, herlezen in de waarheid van mannelijkheid en vrouwelijkheid in de wederzijdse echtelijke relatie.
In dit kader ligt de mens aan de basis van handelingen die in zichzelf een duidelijke betekenis hebben. Hij is dus schepper van handelingen en tegelijk auteur van hun betekenis. De totale som van deze betekenissen vormt in zekere zin het geheel van de ‘taal van het lichaam’ waarin de echtgenoten beslissen om met elkaar te spreken als bedienaars van het sacrament van het huwelijk. Het teken dat zij door de woorden van de echtelijke instemming vormen, is niet slechts een onmiddellijk en tijdelijk teken, maar een vooruitziend teken dat een blijvend effect veroorzaakt, met name de unieke en onlosmakelijke huwelijksband (“alle dagen van mijn leven”, dat wil zeggen, tot de dood). In dit perspectief moeten zij dat teken vervullen met zijn veelvuldige inhoud, aangeboden door de echtelijke en familiale gemeenschap van personen en ook met die inhoud die afkomstig is van de ‘taal van het lichaam’ en voortdurend wordt herlezen in waarheid. Op deze manier zal de essentiële ‘waarheid’ van het teken organisch gekoppeld blijven aan de ethos van het echtelijk gedrag. In deze waarheid van het teken, en vervolgens in de ethos van het echtelijk gedrag is op een toekomstgerichte manier de procreatieve betekenis van het lichaam ingebed – dat wil zeggen vaderschap en moederschap die we eerder hebben behandeld. Op de vraag: “Zijn jullie bereid kinderen als geschenk uit Gods hand te aanvaarden, hen in jullie liefde te laten delen en hen in de geest van Christus en zijn Kerk op te voeden?” antwoorden de man en de vrouw: “Ja”.
Nu verwijzen we naar latere bijeenkomsten om dit verder gedetailleerd te onderzoeken.