H. Paus Johannes Paulus II - 19 januari 1983
In dit kader ligt de mens aan de basis van handelingen die in zichzelf een duidelijke betekenis hebben. Hij is dus schepper van handelingen en tegelijk auteur van hun betekenis. De totale som van deze betekenissen vormt in zekere zin het geheel van de ‘taal van het lichaam’ waarin de echtgenoten beslissen om met elkaar te spreken als bedienaars van het sacrament van het huwelijk. Het teken dat zij door de woorden van de echtelijke instemming vormen, is niet slechts een onmiddellijk en tijdelijk teken, maar een vooruitziend teken dat een blijvend effect veroorzaakt, met name de unieke en onlosmakelijke huwelijksband (“alle dagen van mijn leven”, dat wil zeggen, tot de dood). In dit perspectief moeten zij dat teken vervullen met zijn veelvuldige inhoud, aangeboden door de echtelijke en familiale gemeenschap van personen en ook met die inhoud die afkomstig is van de ‘taal van het lichaam’ en voortdurend wordt herlezen in waarheid. Op deze manier zal de essentiële ‘waarheid’ van het teken organisch gekoppeld blijven aan de ethos van het echtelijk gedrag. In deze waarheid van het teken, en vervolgens in de ethos van het echtelijk gedrag is op een toekomstgerichte manier de procreatieve betekenis van het lichaam ingebed – dat wil zeggen vaderschap en moederschap die we eerder hebben behandeld. Op de vraag: “Zijn jullie bereid kinderen als geschenk uit Gods hand te aanvaarden, hen in jullie liefde te laten delen en hen in de geest van Christus en zijn Kerk op te voeden?” antwoorden de man en de vrouw: “Ja”.
Nu verwijzen we naar latere bijeenkomsten om dit verder gedetailleerd te onderzoeken.