H. Johannes Paulus II - 15 juni 1982
Meneer de directeur-generaal, dames, heren,
en dierbare vrienden,
Ik voel me vereerd u vandaag te bezoeken. En ik spreek u heel mijn erkentelijkheid uit voor uw uitnodiging en uw ontvangst op dit centrum van de Europese organisatie voor kernonderzoek. Ja, ik ben zeer blij u te ontmoeten, u en uw gezinnen.
De verbazingwekkende dingen welke u me hebt getoond en me hebt uitgelegd, doen me nog beter de wezenlijke functie van weldra dertig jaar begrijpen van het Europese centrum voor kernonderzoek: deze installaties voor het natuurkundig micro-onderzoek, welke ter beschikking zijn gesteld van de geleerden - het zijn er meen ik, meer dan tweeduizend afkomstig van honderd veertig nationale universiteiten of laboratoria - zouden niet kunnen worden verkregen door middel van alleen de nationale middelen van ieder land. Het CERN is aldus het voornaamste Europees centrum voor fundamenteel onderzoek van de samenstelling van de materie, en neemt zijn plaats in onder de grootste centra van de wereld op dit gebied.
Wat u vooral kenmerkt is, dat u onderzoekers bent. Wat u verenigt, onderzoekers en technici, is uw bekwaamheid in dienst van een totaal belangeloze zaak: het zuivere onderzoek, met als enig doel de wetenschappelijke kennis te bevorderen. U doet dat, dankzij de instrumenten van zeer hoge kwaliteit die u geheel ter beschikking staan; maar wat u leidt, is de hartstocht van het ontdekken.
Dit edele ideaal van het wetenschappelijk onderzoek, streeft u gemeenschappelijk na. Vandaag zou dit op een gebied dat zoveel instrumenten, zoveel bekwaamheid en zo'n menigte informatieve gegevens vereist, ongetwijfeld niet anders kunnen. Men kan zich geen geïsoleerde onderzoekers meer voorstellen. Maar ik meen de grote deelneming, de samenwerkingshouding en geest van openheid te mogen benadrukken, die vooral de werksfeer van het CERN kenmerken en waardeer dat zeer. Zelfs de plaats van uw laboratorium is symbolisch op Frans en Zwitsers grondgebied gelegen. U komt uit twaalf lidstaten die edelmoedig deze machtige onderneming onderhouden, maar u aanvaardt ook andere geleerden die van het Westen of het Oosten zijn gekomen en tot landen behoren die betrokken zijn bij heel andere politieke stelsels. Onafhankelijk van politieke belangen of persoonlijke ambities werkt u in een team samen, betrokken bij hetzelfde onderzoek, en dat stelt u in staat werkelijk op wereld niveau communicaties tot stand te brengen. Ja, hier wordt werkelijk een van de mooie aspecten verwezenlijkt van de wetenschap, welke het verenigen van de mensen is.
Maar ik sta even stil bij wat het bijzondere van uw onderzoek uitmaakt: dat is het steeds dieper nasporen van de innerlijke structuur van de materie, en dus van wat 'het oneindig kleine' kan worden genoemd, tot de grens van wat meetbaar is in de microcosmos, atomen, elektronen, kernen, protonen, neutronen. Kortom, wat de geheimen zijn van de materie, van haar samenstelling en van haar fundamentele energie, welke u tracht te doorgronden. Daarom zijn alle wetenschappelijke milieus, maar ook heel de culturele wereld die graag over dergelijke problemen nadenkt en, kan men zeggen, alle mensen, geïnteresseerd, of gaat het hen tenminste aan, want het is een deel van hun eigen mysterie dat wordt onthuld.
Ik zeg 'een deer. Want tegenover de onmetelijkheid en ingewikkeldheid van de dingen die op dit gebied nog te ontdekken zijn, bent u als echte wetenschappers, vervuld van nederigheid. Bestaan er elementaire en ondeelbare bestanddelen van de materie? Welke zijn de krachten die onder hen werken? Het is alsof deze vragen in de mate u voortgaat, terugwijken.
En vooral doen zich nog andere fundamenteler vragen voor de kennis voor, maar die liggen aan de grenzen van de 'exacte wetenschappen', de natuurwetenschappen, of liever er reeds overheen, op het filosofisch terrein. En uw wetenschap stelt ook in staat ze beter te stellen aan de filosofen en gelovigen: wat is de oorsprong van de kosmos? En waarom vinden wij orde in de natuur?
Als er een tijd was dat bepaalde geleerden werden verleid zich strikt te bepalen tot een houding welke van 'scientisme' was doortrokken - hetgeen meer een filosofische keuze dan wetenschappelijke houding was, welke de andere vormen van kennen wilde negeren - lijkt deze tijd voorbij. De meeste geleerden nemen aan, dat de natuurwetenschappen met hun methode welke gebaseerd is op de ervaringen en op de reproductie van de resultaten, slechts een deel van de werkelijkheid dekken, of liever deze onder een bepaald aspect bereiken. De filosofie, de kunst, de godsdienst, en vooral de godsdienst welke zich bewust is in verband te staan met een transcendente openbaring, nemen andere aspecten van de werkelijkheid van het heelal en vooral van de mens waar. Pascal sprak reeds, in een andere zin weliswaar, van drie ordes van grootheid bij de mens, de grootheid van macht, de grootheid van verstand en de grootheid van de liefde, elk hiervan overstijgt oneindig de ander en roept bovendien om de Ander die de Schepper is, Vader van alle mensen, als hun oorsprong en hun einde, want 'de mens overstijgt oneindig de mens'.
Overigens stelt ook u van deze mens de grootheid en het mysterie in het licht. De grootheid van zijn macht tot onderzoek, van zijn verstand, van zijn vermogen een hogere waarheid te bereiken, zijn wilskracht in het edelmoedig vervolgen van een lange belangeloze weg. Zijn mysterie is ook, en misschien de onpeilbare nieuwheid van het zuivere onderzoek naar de aard van de materie, tenslotte minder belangrijk dan de ontroerende nieuwheid van de houding van de mens die zich tegenover deze ontdekkingen klein voelt. Ja, wat een verandering in de wetenschappelijke voorstelling van de wereld die wij hebben geërfd van onze vaderen, welke zij hadden ontvangen van de generaties die hen vooraf waren gegaan in de grote mensengemeenschap! Maar staat tegelijkertijd ook de gelovige die ik ben toe in alle eenvoud te zeggen, wat een continuïteit in het plan van God de Schepper, die de mens 'naar zijn beeld en gelijkenis' heeft gemaakt door hem de taak toe te vertrouwen heel deze wereld te 'beheersen' welke Hij uit liefde heeft geschapen en waarvan de schrijver van het eerste Bijbelboek Genesis niet ophoudt met opgetogenheid te herhalen: 'En God zag dat het goed was. God bezag alles wat Hij gemaakt had, en Hij zag dat het goed was' (Gen. 1, 4.31).
U zelf, fysici, u moet hier uw krachten en uw bekwaamheid ontplooien met alleen de wetenschappelijke methoden van de natuurwetenschappen. Maar als mensen kunt u niet nalaten u die andere fundamentele, existentiële vragen te stellen waarover ik sprak en waarop de filosofische wijsheid en het geloof antwoord geven. Ik wens u toe, dat u ook op dat gebied onderzoekers bent, daar u weet dat er geen tegenstelling tussen deze gebieden kan bestaan, maar veeleer een harmonie, om mensen te zijn die openstaan voor de volheid van de waarheid. Ik weet overigens dat een bepaald aantal onder u persoonlijk gelovigen zijn en bijvoorbeeld de overtuigingen van het christelijk geloof delen, zonder enige hinder voor de strengheid van hun wetenschappelijk werk, noch voor het wederzijds respect dat u elkaar verschuldigd bent. Toont de fundamentele structuur van de materie niet veeleer aan allen een logische orde die veel dichter bij een transcendente filosofische interpretatie van de natuurlijke verschijnselen lijkt te liggen dan een louter materialistische opvatting?
Tot de Christenen zeg ik, zoals ik verklaarde tegenover de studenten en professoren van het katholiek instituut van Parijs: 'Moogt u in staat zijn 'existentieel in uw intellectuele arbeid twee werkelijkheidsorden te verenigen die men te dikwijls geneigd is tegenover elkaar te plaatsen alsof ze tegengesteld zijn, het zoeken van de waarheid en de zekerheid reeds de bron van de waarheid te kennen' H. Paus Johannes Paulus II, Toespraak, Institut Catholique - Parijs (Frankrijk), Tot het katholiek instituut van Parijs (1 juni 1980), 4
De kerk handhaaft wel het specifieke onderscheid van het wetenschappelijk en godsdienstig kennen en hun methoden. Zij is ook zeker van hun aanvullende betekenis van hun diepe overeenstemming omtrent eenzelfde God, Schepper en Verlosser van de mens. Zij wenst elk misverstand over dit onderwerp op te heffen. Zij respecteert de natuurwetenschap in haar orde, welke voor haar geen bedreiging is maar veeleer een verdiepte manifestatie van God de Schepper. Zij verheugt zich over haar vooruitgang en moedigt derhalve, dames en heren, uw onderzoek aan, dat wordt gedaan in de geest zoals wij hebben gezegd.
Zij neemt overigens aan dat de wetenschapscultuur vandaag van de christenen een rijpheid van hun geloof vereist, een openheid voor de taal en de kwesties van geleerden, een zin voor de orden van weten en verschillende benaderingen van de waarheid. Zij verlangt kortom dat de dialoog tussen wetenschap en geloof, ook al heeft deze historisch spanningen gekend, in een steeds positiever fase komt en op alle niveaus wordt versterkt.
De liefde voor de waarheid welke met nederigheid wordt gezocht is een van de grote waarden die de mensen van vandaag kan verenigen door middel van de verschillende culturen. De wetenschapscultuur staat noch tegenover de humanistische cultuur noch tegenover de mystieke cultuur. Elke authentieke cultuur staat open naar het wezenlijke, en er is geen waarheid die niet universeel kan worden. Daarom heb ik heel onlangs in Rome een 'Pauselijke raad voor de cultuur' willen oprichten Vgl. H. Paus Johannes Paulus II, Brief, Aan Kardinaal Agostino Casaroli, staatssecretaris, waarmee de Pauselijke Raad voor de Cultuur ingesteld is (20 mei 1982), daar ik me wel bewust ben van deze fundamentele werkelijkheid die alle mensen verenigt en ik heb uitdrukkelijk gewild, dat deze raad open zou staan voor alle onderzoekers en onderzoekcentra. En daarom zei ik u, hoe ik me verheug over de openheid van het CERN voor allen die willen deelnemen aan zijn onderzoekingen, ook al vormen deze onderzoekers geen integrerend deel van zijn structuur. Het werkelijke onderzoek verenigt evenals de cultuur de mensengemeenschappen over de grenzen en kloven van allerlei aard heen.
Ik heb in het begin gezegd: u legt u toe op het zuivere onderzoek. Hier staan ook de technici in dienst van de wetenschap. En ik heb me op het terrein van het louter cultureel onderzoek geplaatst.
Staat u me evenwel toe te eindigen met op de mogelijke toepassingen van uw onderzoekingen te wijzen, ook wanneer zij uw werk, uw verantwoordelijkheden en het doel van dit centrum te buiten gaan. Want de geschiedenis toont ons, dat de ontdekking van nieuwe verschijnselen door de tijd tot dikwijls volledig onverwachte ontzaglijke toepassingen leidt. En uw landen, de regeringen en technici volgen ongetwijfeld reeds met des te meer belangstelling uw onderzoekingen, omdat zij op langere of kortere termijn op een intensief gebruik ervan rekenen. En kan dit gebruik niet worden voorzien vanuit de structuur van het atoom en vanuit zijn mogelijke splitsing? De mensen zullen er het beste en het slechtste aan kunnen ontlenen. Het beste voor de dienst aan de mens en zijn ontwikkeling in de toepassingen die zijn gezondheid, voedingsmiddelen, energiebronnen en de bescherming van de natuur betreffen; en het slechtste, wat de vernietiging van het ecologisch evenwicht zou zijn, een gevaarlijke radioactiviteit en boven al de vernietigingsmiddelen die reeds ontzettend gevaarlijk zijn door hun kracht en hun aantal.
Ik zei het bij de H. Paus Johannes Paulus II - Toespraak
De algehele menselijkheid van de mens komt tot uitdrukking in de cultuur
Tot de United Nations Educational, Scientific and Cultural Organization (UNESCO), Parijs
(2 juni 1980) en H. Paus Johannes Paulus II - Toespraak
Ontmoeting met wetenschappers en vertegenwoordigers van de Universiteit van de Verenigde Naties, Hiroshima (25 februari 1981): "wij staan tegenover de grote morele uitdaging om de waarden van de technologie welke voortvloeit uit de wetenschap in overeenstemming te brengen met de waarden van het geweten. 'Men moet de gewetens mobiliseren'. De zaak van de mens zal worden gediend, indien de wetenschap een verbond aangaat met het geweten. Er zal met andere woorden met de grootste zorg gewaakt moeten worden over de manier waarop de mens deze ontdekkingen zal gebruiken en over de bedoelingen welke bij hun keuzen zal voorzitten" H. Paus Johannes Paulus II, Toespraak, Tot de 'United Nations Educational, Scientific and Cultural Organization' (UNESCO), Parijs, De algehele menselijkheid van de mens komt tot uitdrukking in de cultuur (2 juni 1980) De Kerk heeft voldoende gesproken over de gevaren van de atoomwapens en ik heb zelf initiatieven genoeg in deze zin genomen, zodat ik me ervan onthoud er hier op aan te dringen. Maar ook voor het vreedzaam gebruik van de kernenergie wenst de kerk met zoveel mensen van goede wil, zoals ik in herinnering bracht voor de leden van de Pauselijke Academie van Wetenschappen op 14 november 1980 H. Paus Johannes Paulus II, Toespraak, Studieweek georganiseerd door de Pauselijke Academie van Wetenschappen, Energie en mensheid (14 nov 1980), dat alle consequenties nauwkeurig worden bestudeerd - wat bijvoorbeeld de radioactieve inslag, de genetiek. de milieuvervuiling, het opslaan van het afval -, dat met gestrengheid veiligheidsmaatregelen worden genomen en dat de informatie op het niveau van deze problemen is. De Heilige Stoel heeft zelf een permanente vertegenwoordiger bij het Internationaal Atoom Energie Agentschap in Wenen om zijn belangstelling te tonen jegens het vreedzaam en veilig gebruik van de kernenergie. Voor u is dit geen directe verantwoordelijkheid. Maar u ziet beter dan anderen wat er op het spel staat, en past het u op bijzondere wijze de informatie op dit gebied te bevorderen, vooral bij de verschillende verantwoordelijken voor de technische toepassing, en erop aan te dringen, dat de resultaten van de wetenschap, hoe uitstekend op zich ook, nooit op het niveau van de technologie tegen de mens worden gekeerd, en slechts worden gebruikt voor het welzijn van de mensheid door mensen die van de grootste liefde voor de mens zijn bezield.
Tot besluit vertrouw ik u mijn wens toe. Ik wens dat de wetenschapsmens op het niveau van zijn cultuur de zin voor het transcendente van de mens boven de wereld en ook van God boven de mens bewaart en dat hij op het niveau van zijn handelen de universele zin van de cultuur volgt welke het kenmerkt, de universele zin van de liefde waarvan Christus vooral de smaak aan de wereld heeft gegeven. Ik herhaal op dit moment mijn oproep tot de UNESCO: 'Ja, de toekomst van de mens hangt af van de cultuur! Ja, de vrede van de wereld hangt af van de voorrang van de Geest! Ja, de vreedzame toekomst van de mensheid hangt af van de liefde' H. Paus Johannes Paulus II, Toespraak, Tot de 'United Nations Educational, Scientific and Cultural Organization' (UNESCO), Parijs, De algehele menselijkheid van de mens komt tot uitdrukking in de cultuur (2 juni 1980), 23