Franjo Kardinaal Seper - 29 december 1975
De traditionele leer van de Katholieke Kerk, dat de zelfbevrediging (masturbatie) een ernstige ongeregeldheid op zedelijk gebied vormt, wordt tegenwoordig dikwijls in twijfel getrokken of openlijk ontkend. De psychologie en sociologie tonen aan, zo zeggen ze, dat zij vooral bij jongeren in het algemeen tot de seksualiteit in ontwikkeling behoort en daarom niets van een echte en ernstige schuld inhoudt, tenzij in zover iemand zich met opzet eenzaam in zichzelf opgesloten ("ipsatio") aan de lust zou overgeven; in dat geval zou de handeling immers geheel en al tegengesteld zijn aan de liefdesgemeenschap tussen personen van verschillend geslacht welke, zo beweren zij tenminste, de voornaamste bedoeling van het gebruik van het geslachtelijk vermogen is.
Deze opvatting is echter zowel tegen de leer als de pastorale praktijk van de Katholieke Kerk. Wat de kracht van bepaalde argumenten van biologische of filosofische aard waarvan theologen zich soms bedienen ook is, in feite heeft zowel het leergezag van de Kerk in de lijn van de eenstemmige traditie als het zedelijk aanvoelen van de Christengelovigen steeds zonder aarzeling standvastig gehouden, dat de zelfbevrediging een intrinsiek en serieuze ongeordende daad is. Vgl. Paus Leo IX, Brief, Aan Petrus Damiani, over de dwalingen omtrent seksualiteit, Ad Splendidum Nitentis (30 nov 1053) Vgl. Heilig Officie, Diverse dwalingen aangaande de moraal, Errores varii de rebus moralibus (2 mrt 1679), 49 Vgl. Paus Pius XII, Toespraak, Tot het 26e Intaliaanse Congres van de urologen, Nous vous saluons (8 okt 1953) Vgl. Paus Pius XII, Toespraak, Tot de deelnemers aan het tweede wereldcongres, Over vruchtbaarheid en steriliteit (19 mei 1956). De voornaamste reden van deze waarheid is hierin gelegen, dat, wat ook de beweegreden zelf van het handelen mag zijn, het bewust gebruik van het geslachtelijk vermogen buiten de juiste huwelijksomgang wezenlijk in tegenspraak is met zijn doel. Hierin ontbreekt immers de geslachtelijke relatie welke door de zedelijke orde wordt vereist, welke immers tot het gevolg leidt "de integrale zin van een wederzijdse zelfgave en van de menswaardige gezinsstichting in een context van waarachtige liefde te waarborgen." 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk in de wereld van deze tijd, Gaudium et Spes (7 dec 1965), 51 Tot deze geregelde relatie moet dus elke bewuste uitoefening van geslachtelijkheid worden herleid. Zelfs als niet bewezen zou kunnen worden, dat de Heilige Schrift deze zonde onder een bepaalde naam veroordeelt, dan heeft de traditie van de Kerk terecht begrepen, dat deze in het Nieuwe Testament wordt verworpen, wanneer er sprake is van 'onkuisheid' en 'onzedelijkheid' of andere ondeugden die niet de kuisheid en zelfbeheersing in strijd zijn.
Sociologische onderzoekingen zijn ongetwijfeld in staat de frequentie van deze ongeordendheid aan te tonen naar plaats, verscheidenheid van volkeren, omstandigheden en tijden die onderzocht worden; en zo worden de feiten verzameld. Maar feiten bieden geen criterium waardoor de zedelijkheid van menselijke handelingen beoordeeld zou kunnen worden. H. Paus Paulus VI, Apostolische Exhortatie, Bij de vijfde verjaardag van de sluiting van Vaticanum II, Quinque iam anni (8 dec 1970). "sociologisch onderzoek heeft ongetwijfeld zijn nut om ons de plaatselijke mentaliteit te doen kennen, de zorgen en behoeften van hen aan wie wij het Gods woord prediken en de weerstand daartegen van het moderne denken, voor zover dit stelt, dat er buiten de wetenschap geen geldige vorm van weten bestaat; maar de resultaten van zulk onderzoek kunnen op zichzelf nooit een beslissend waarheidscriterium vormen.". De frequentie van deze betreffende zaak moet ongetwijfeld in verband worden gebracht met de aangeboren zwakheid van de mens welke uit de erfzonde is ontstaan, maar ook met een verloren zin voor God, met het zedenbederf door koophandel in ondeugden teweeg gebracht, de ongebreidelde vrijheid van zoveel voorstellingen en geschriften, alsook met het verlies van het schaamtegevoel, dat de bewaker van de kuisheid is.
De hedendaagse psychologie verschaft over het onderwerp zelfbevrediging vele waardevolle en nuttige gegevens waaruit een billijker oordeel over de zedelijke verantwoordelijkheid wordt verkregen en waardoor de pastorale actie beter wordt gericht. Zij kan helpen inzien, hoe de onrijpheid van de jeugd, die soms langer dan deze leeftijd duurt, of gebrek aan psychologisch evenwicht of aangenomen gewoonte de handelwijze van een mens kunnen beïnvloeden, zodat zij het overwegen van de daden verzwakken en maken, dat er subjectief niet altijd een zware schuld wordt opgelopen. Maar in het algemeen mag de afwezigheid van zware verantwoordelijkheid niet bij voorbaat worden aangenomen. Als dat gebeurt, wordt het vermogen zelf van de mensen om zedelijk te handelen ontkend.
Om in de pastorale bediening zelf nu een billijk oordeel te vormen over afzonderlijke gevallen, moet de algemene en gewone handelwijze van een mens in aanmerking worden genomen, wat betreft de beoefening van de liefde en de rechtvaardigheid, maar ook de zorg waarmee bijzonder het gebod van de kuisheid door hem wordt onderhouden. Men moet vooral nagaan, of de nodige - zowel natuurlijke als bovennatuurlijke - hulpmiddelen worden aangewend die de Christelijke ascese uit haar langdurige ervaring aanbeveelt om de begeerten te bedwingen en de vooruitgang van de deugd te verkrijgen.