Franjo Kardinaal Seper - 29 december 1975
In tegenstelling tot de constante leer van het leergezag en het zedelijk aanvoelen van het Christenvolk zijn sommigen er in onze tijd toe gekomen - aanwijzingen van psychologische aard volgend - de homoseksuele verhoudingen van bepaalde personen mild te beoordelen, ja zelfs helemaal te verontschuldigen.
Zij maken een onderscheid - dat overigens niet zonder reden gemaakt schijnt te worden - tussen homoseksuelen wier neiging, welke uit een verkeerde opvoeding voortkomt of uit een gebrekkige ontwikkeling, een gewoonte of slecht voorbeeld of andere gelijksoortige oorzaken, slecht tijdelijk bestaat of tenminste niet ongeneeslijk is én homoseksuelen die voor altijd zo zijn wegens een aangeboren drang of een geschonden constitutie waarvan men aanneemt, dat ze niet genezen kan worden.
Ten aanzien van deze tweede groepering besluiten sommigen, dat hun neiging dermate natuurlijk is, dat homoseksuele verhoudingen voor hen binnen een echte levens- en liefdesgemeenschap gelijk aan het huwelijk als geoorloofd moet worden beschouwd, voor zover zij menen, dat zij een alleenstaand leven volstrekt niet vermogen uit te houden.
Ongetwijfeld moeten dergelijke homoseksuelen, wanneer het om de pastorale zielzorg gaat, met bedachtzame zachtzinnigheid worden opgevangen en zij moeten worden aangemoedigd in de hoop hun moeilijkheden en sociale onaangepastheid eens te zullen overwinnen. Ook hun schuldigheid zal met voorzichtigheid worden beoordeeld. Maar toch mag geen weg of pastorale methode worden aangewend die hun een zedelijke verontschuldiging toekent, omdat zij menen, dat de handelingen van zulke mensen niet hun toestand overeenkomen. Want volgens de objectieve zedelijke orde zijn homoseksuele verenigingen namelijk handelingen die hun noodzakelijke en wezenlijke gerichtheid missen. In de Heilige Schrift worden zij als zware misvormingen veroordeeld, ja zelfs als het funeste gevolg voorgesteld van de afwijzing van God. Vgl. Rom. 1, 24 - 27. "Daarom heeft God hen prijsgegeven aan hun onreine begeerten, zodat zij hun eigen lichaam onteren. Zij hebben de goddelijke waarheid verruild voor de leugen, en de schepping geëerd en aanbeden in plaats van de Schepper; Hij is gezegend in eeuwigheid! Amen. Daarom heeft God hen overgeleverd aan onterende hartstochten. Hun vrouwen hebben de natuurlijke omgang verruild voor de tegennatuurlijke. Eveneens hebben de mannen de natuurlijke gemeenschap met vrouwen opgegeven en zijn in lust voor elkaar ontbrand: mannen plegen ontucht met mannen. Zo ontvangen zij aan den lijve het verdiende loon voor hun afdwaling." Vgl. 1 Kor. 6, 10. Zie ook wat de Heilige Paulus zegt over "schandknapen" in 1 Kor. 6, 10 en 1 Tim. 1, 10 Vgl. 1 Tim. 1, 10. Zie ook wat de Heilige Paulus zegt over "schandknapen" in 1 Kor. 6, 10 en 1 Tim. 1, 10 . Dit oordeel van de Heilige Schrift laat echter niet toe te besluiten, dat al degenen die aan deze misvorming lijden daardoor in persoonlijke schuld staan; desalniettemin bewijst het, dat handelingen van homoseksualiteit naar hun intrinsieke aard ongeordend zijn en op geen enkele manier ooit kunnen worden goedgekeurd.