
Franjo Kardinaal Seper - 29 december 1975
Het is de geëigende taak van de Bisschoppen de gelovigen de zedenleer welke de geslachtelijkheid betreft te onderrichten, welke ook misschien de moeilijkheden zijn die de vervulling van deze taak bij de opvattingen en de tegenwoordig gangbare zeden ontmoet. Deze overgeleverde leer moet echter dieper worden gekend; bovendien moet zij zo worden overgedragen, dat het de gewetens in de nieuw ontstane situaties verlicht; en tenslotte moet zij met die elementen verstandig worden verrijkt welke over de betekenis en de inhoud van de menselijke geslachtelijkheid waar en nuttig naar voren kunnen worden gebracht. Maar de beginselen en normen over het zedelijk leven die door deze verklaring worden bevestigd, moeten trouw worden gehouden en onderwezen. Er moet op bijzondere wijze moeite worden gedaan om de gelovigen ervan te overtuigen, dat de kerk deze beginselen niet handhaaft als oude en onschendbare zaken die bijgelovig onderhouden moeten worden, noch, zoals dikwijls wordt beweerd, wegens een bevooroordeelde opvatting die naar manicheïsme smaakt, maar omdat zij zeker weet, dat deze beginselen volledig beantwoorden aan de goddelijke ordening van de geschapen dingen en aan de geest van Christus en derhalve ook aan de menselijke waardigheid.
Het is ook de taak van de Bisschoppen ervoor te waken, dat op de theologische faculteiten en op de seminaries de gezonde leer uiteen wordt gezet onder het licht van het geloof en leiding van het leergezag van de kerk. Tevens zal het hun zorg zijn, dat en de biechtvaders de gewetens verlichten en het catechetisch onderricht wordt gegeven op een wijze die trouw en volkomen de Katholieke leer voorstelt.
Het komt de Bisschoppen, de priesters en hun medehelpers toe de gelovigen te waarschuwen op hun hoede te zijn voor valse meningen die in boeken, tijdschriften en openbare vergaderingen dikwijls naar voren worden gebracht.
De ouders allereerst, maar ook de leermeesters van de jongeren, wordt op het hart gedrukt de kinderen en leerlingen door een integrale opvoeding tot een evenwichtigheid van geest, een volwassenheid van gevoelens en zeden te brengen. Daarom zullen zij hen ook over deze stof met voorzichtigheid en op een wijze die aan hun leeftijd is aangepast onderrichten en hun wil voortdurend tot de christelijke zeden vormen niet alleen door raadgevingen, maar ook en vooral door het voorbeeld van hun leven, gesteund door de hulp van God die zij zullen verkrijgen door te bidden. Zij moeten hen ook behoeden voor de vele gevaren welke de jongeren minder vermoeden.
Mogen de kunstenaars, schrijvers en al degenen die de sociale communicatiemiddelen in handen hebben hun beroep op een wijze uitoefenen die overeenkomt met hun christelijk geloof, volkomen bewust van de grote invloed welke zij op de mensen kunnen hebben. Zij mogen zich herinneren, dat iedereen onvoorwaardelijk de objectieve zedelijke orde voorop moet stellen 2e Vaticaans Concilie, Decreet, Over de publiciteitsmedia, Inter Mirifica (4 dec 1963), 6 en dat het hun niet geoorloofd is een reden voorop te stellen welke zij esthetisch plegen te noemen, of winstgevende belangen of gunstige uitkomst voor de ondernemer. Of het nu gaat over kunst of literaire werken, of over voorstellingen, of informaties, iedereen moge op zijn eigen terrein omzichtigheid, behoedzaamheid gematigdheid en een juiste waardering van de dingen aan de dag leggen. Op deze wijze dragen zij, in plaats van de ongebondenheid van zeden te begunstigen, bij deze te beteugelen, ja zelfs om de zedelijke toestand van de samenleving gezonder te maken.
Voor alle gelovige leken moet het overeenkomstig hun taken en opdrachten in het apostolaatswerk een zorg zijn, dat zij zich met deze handelwijze in overeenstemming brengen.
Het is tenslotte van belang deze woorden van het Tweede Vaticaans Concilie in de herinnering van allen terug te roepen: "Evenzo verklaart de heilige kerkvergadering, dat de kinderen en de jongeren het recht hebben, gestimuleerd te worden om de morele waarden volgens een rechtgeaard geweten te beoordelen en met persoonlijke instemming te aanvaarden en evenzeer om God volmaakter te kennen en te beminnen. Daarom dan ook richt zij een nadrukkelijk verzoek tot allen die de volkeren besturen of de leiding van de opvoeding hebben erover te waken, dat de jeugd nooit van dit heilig recht wordt beroofd." 2e Vaticaans Concilie, Verklaring, Over de Christelijke opvoeding, Gravissimum Educationis (28 okt 1965), 1
Tijdens de audiëntie die op 7 november 1975 aan de ondergetekende prefect van de Heilige Congregatie voor de geloofsleer werd verleend, heeft Paulus VI, door de goddelijke voorzienigheid Paus, deze verklaring over enkele vraagstukken van de seksuele ethiek bekrachtigd, bevestigd en bevolen te publiceren.
Gegeven te Rome, vanuit de gebouwen van de Heilige Congregatie voor de Geloofsleer, 29 december 1975
FRANCISCUS kard. SEPER,
prefect
+ HIERONYMUS HAMER O.P.,
titulair aartsbisschop van Lorium, secretaris