Paus Franciscus - 8 december 2020
Als de eerste stap van alle ware innerlijke genezing is dat we onze persoonlijke geschiedenis aanvaarden, en zelfs die dingen in het leven omhelzen waar we niet zelf voor hebben gekozen, moeten we nu een ander belangrijk element toevoegen, creatieve moed. Deze komt vooral aan het licht in hoe we omgaan met moeilijkheden. Wanneer we worden geconfronteerd met een probleem, kunnen we ofwel opgeven en weglopen, ofwel op de een of andere manier ermee aan de slag gaan. Soms brengen moeilijkheden een vindingrijkheid naar boven waarvan we niet eens wisten dat we die hadden.
Wanneer we de verhalen over Jezus’ kindertijd lezen, vragen we ons misschien vaak af waarom God niet op een directere en duidelijkere manier heeft ingegrepen. Maar God werkt door gebeurtenissen en mensen heen. Jozef was de man die was verkozen door God als gids aan het begin van de geschiedenis van de verlossing. Hij was het echte “wonder” waardoor God het kind en zijn moeder redt. God heeft gehandeld door vertrouwen te stellen in Jozefs creatieve moed. Toen hij aankwam in Bethlehem en geen herberg vond waar Maria zou kunnen bevallen, nam Jozef een stal en veranderde die, zo goed als hij kon, in een gastvrij thuis voor de Zoon van God die in de wereld kwam. Vgl. Lc. 2, 6-7 Geconfronteerd met dreigend gevaar van de kant van Herodes, die het kind wilde doden, werd Jozef opnieuw gewaarschuwd in een droom om het kind te beschermen, en stond hij midden in de nacht op om de vlucht naar Egypte voor te bereiden. Vgl. Mt. 2, 13-14
Een oppervlakkige lezing van deze verhalen kan vaak de indruk wekken dat de wereld is overgeleverd aan de genade van de sterken en machtigen. Het “goede nieuws” van het Evangelie laat ons echter juist zien, bij alle arrogantie en geweld van aardse machten, dat God altijd een manier vindt om zijn reddingsplan te voltrekken. Ook onze levens kunnen soms overgeleverd lijken aan de genade van de machthebbers, maar het Evangelie laat ons zien wat telt. God vindt altijd een manier om ons te redden, als we maar dezelfde creatieve moed aan de dag leggen als de timmerman van Nazareth, die in staat was om van een moeilijkheid een mogelijkheid te maken, door altijd te vertrouwen op de goddelijke voorzienigheid.
Als God ons soms niet lijkt te helpen, betekent dit zeker niet dat we in de steek zijn gelaten, maar juist dat we het vertrouwen krijgen om zelf te plannen, om creatief te zijn, en om oplossingen te vinden.
Zo’n creatieve moed werd ook getoond door de vrienden van de verlamde man, die hem vanaf het dak lieten zakken om hem bij Jezus te brengen. Vgl. Lc. 5, 17-26 Moeilijkheden stonden de durf en vasthoudendheid van deze vrienden niet in de weg. Zij waren ervan overtuigd dat Jezus de man kon genezen, en “aangezien ze geen manier vonden om hem naar binnen te brengen vanwege de menigte, gingen ze het dak op en lieten ze hem met bed en al neer, tussen de tegels door, in de kring vóór Jezus. Toen hij hun geloof zag, zei hij, ‘Vriend, uw zonden zijn u vergeven’” (Lc. 5, 19-20). Jezus erkende het creatieve geloof waarmee ze probeerden om hun zieke vriend bij Hem te brengen.
Het Evangelie vertelt ons niet hoe lang Maria, Jozef en het kind in Egypte bleven. Maar ze moesten zeker eten, onderdak vinden en werk. We hebben niet veel verbeelding nodig om die details in te vullen. De Heilige Familie moest concrete problemen onder ogen zien net als elke andere familie, net als zo velen van onze broeders en zusters die migrant zijn en die ook vandaag hun levens riskeren om aan ellende en honger te ontsnappen. In dit opzicht beschouw ik Sint-Jozef als de bijzondere patroonheilige van al diegenen die gedwongen zijn om hun thuisland te verlaten door oorlog, haat, vervolging en armoede.
Aan het eind van elk verhaal waarin Jozef een rol speelt, vertelt het Evangelie dat hij opstaat, het kind en zijn moeder meeneemt, en doet zoals God hem bevolen heeft. Vgl. Mt. 1, 24 Vgl. Mt. 2, 14.21 Inderdaad, Jezus en Maria, zijn Moeder, zijn de kostbaarste schat van ons geloof. Congregatie voor de Riten, Plechtige, officiële proclamatie van St. Jozef tot Patroon van de gehele Kerk en van de verheffing van de feestdag van 19 maart tot een plechtige liturgische viering, Quemadmodum Deus (8 dec 1870) Vgl. Z. Paus Pius IX, Apostolische Brief, Aan de glorierijke Aartsvader - Over de H. Jozef, Inclytum Patriarcham (7 juli 1871)
In het goddelijke verlossingsplan is de Zoon niet te scheiden van zijn Moeder, van Maria, die “voortging in haar pelgrimage van geloof, en trouw volhardde in de eenheid met haar Zoon tot ze bij het kruis stond”. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 58
We zouden altijd moeten overwegen of wij ook Jezus en Maria beschermen, want op een mysterieuze manier zijn zij ook aan onze verantwoordelijkheid, zorg en bewaring toevertrouwd. De Zoon van de Almachtige kwam in onze wereld in een staat van grote kwetsbaarheid. Hij moest worden verdedigd, beschermd, verzorgd en opgevoed door Jozef. God vertrouwde Jozef, zoals Maria dat ook deed; in hem vond zij iemand die niet alleen haar leven zou redden, maar die aan haar en haar Kind altijd het nodige zou geven. In deze zin kan de heilige Jozef niet anders zijn dan de Beschermer van de Kerk, want de Kerk is de voortzetting van het Lichaam van Christus in de geschiedenis, net zoals Maria’s moederschap wordt weerspiegeld in het moederschap van de Kerk. Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 963-970 In zijn voortdurende waken over de Kerk beschermt Jozef nog steeds het Kind en Zijn moeder, en ook wij, door onze liefde voor de Kerk, houden nog steeds van het Kind en Zijn moeder.
Dat Kind zou later zeggen, “al wat gij gedaan hebt voor een dezer geringsten van mijn broeders hebt gij voor Mij gedaan” (Mt. 25, 40). Daarom is elke arme, behoeftige, lijdende of stervende persoon, elke vreemdeling, elke gevangene, elke zieke “het kind” dat Jozef nog steeds beschermt. Om deze reden wordt Sint-Jozef aangeroepen als beschermer van de ongelukkigen, de behoeftigen, vluchtelingen, de treurenden, de armen en de stervenden. Daarom kan de Kerk niet verzuimen om een bijzondere liefde te tonen aan de minsten van onze broeders en zusters, want Jezus toonde een bijzondere liefde voor hen en vereenzelvigde zich persoonlijk met hen. Van Sint-Jozef moeten we diezelfde zorg en verantwoordelijkheid leren. We moeten leren om te houden van het Kind en Zijn moeder, om te houden van de Sacramenten en de naastenliefde, om te houden van de Kerk en de armen. Elk van deze werkelijkheden is altijd het kind en zijn moeder.