Robertus Kard. Sarah - 15 augustus 2020
De christelijke gemeenschap heeft nooit isolement nagestreefd en heeft nooit van de Kerk een stad met gesloten poorten gemaakt. Gevormd in de waarde van het gemeenschapsleven en in het zoeken naar het algemeen welzijn, hebben Christenen in het besef van anders te zijn, toch altijd nagestreefd om zich in te voegen in de maatschappij: om in de wereld te zijn zonder er aan toe te behoren en zonder ertoe herleid te worden. Vgl. Apostolische Vader, Brief aan Diognetus. 5-6 Ook tijdens de noodsituatie van de pandemie ontstond een groot verantwoordelijkheidsbesef: door te luisteren naar de burgerlijke autoriteiten en deskundigen en met hen samen te werken waren de bisschoppen en hun territoriale conferenties bereid om moeilijke en pijnlijke beslissingen te nemen, zelfs zozeer, dat ze de deelname van de gelovigen aan de Eucharistieviering voor lange tijd opschortten. Deze Congregatie is de bisschoppen bijzonder erkentelijk voor hun inzet en inspanning om zo goed mogelijk te reageren op een onvoorziene en complexe situatie.
Maar zodra de omstandigheden het toelaten. is het noodzakelijk en urgent om terug te keren naar de normale situatie van het christelijk leven met hel kerkgebouw als huis en met de viering van de liturgie, in het bijzonder de Eucharistie, als "het hoogtepunt, waarop de activiteit van de Kerk zich richt, en tevens de bron, waaruit heel haar kracht voortkomt." 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de heilige liturgie, Sacrosanctum Concilium (4 dec 1963), 10