H. Paus Johannes Paulus II - 16 oktober 2002
Het belangrijkste kenmerk van de christelijke spiritualiteit is de inspanning van de discipel om nog meer gelijkvormig te worden aan zijn Meester. Vgl. Rom. 8, 29 Vgl. Fil. 3, 10.21 De uitstorting van de Heilige Geest in de doop verenigt de gelovige als een rank aan de wijnstok die Christus is Vgl. Joh. 15, 5 en maakt hem een ledemaat van het mystieke lichaam van Christus. Vgl. 1 Kor. 12, 12 Vgl. Rom. 12, 5 Dit begin van het verbond vraagt echter om een toenemende aanpassing die meer en meer de houding van de discipel vormt in overeenstemming met de 'logica' van Christus: "Die gezindheid moet onder u heersen die ook in Christus Jezus was" (Fil. 2, 5). In de woorden van de apostel Paulus zijn we geroepen om "ons met de Heer Jezus Christus te bekleden". Vgl. Rom. 13, 14 Vgl. Gal. 3, 27
Op de spirituele reis van het rozenkransgebed, gebaseerd op voortdurende contemplatie van het gelaat van Christus en met Maria als reisgezellin, bereikt men dit veeleisende ideaal om gelijkvormig te worden aan Hem door een samenwerking die beschreven kan worden in termen van 'vriendschap'. We zijn daardoor in staat om op natuurlijke wijze in het leven van Christus te komen en als het ware zijn diepste gevoelens te delen. De zalige Bartolo Longo schreef in dit kader: "Net als twee vrienden, die vaak bij elkaar zijn, de neiging hebben om elkaars gedragingen over te nemen, zo kunnen wij, door op vertrouwelijke voet met Jezus en de gezegende Maria te praten, door het mediteren over de geheimen van het rozenkransgebed en door hetzelfde leven in de heilige communie mee te maken, binnen de beperkingen van ons bescheiden bestaan, gelijk aan hen worden en kunnen we van deze allerhoogste modellen leren om een bescheiden, nederig, verborgen, geduldig en perfect leven te leiden." Z. Bartolo Longo, I Quindici Sabati del Santissimo Rosario. (27ste editie, Pompeï 1916), 27.
In dit proces om gelijkvormig te worden aan Christus door het rozenkransgebed, vertrouwen we onszelf op een bijzondere manier toe aan de moederlijke zorg van de gezegende Maagd. Zij die zowel de moeder van Christus is als een lidmaat van de Kerk, waarvan ze een "boven allen uitmuntend en heel uitzonderlijk lid" is, 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 53 en is op hetzelfde moment de 'Moeder van de Kerk'. In deze rol baart ze voortdurend kinderen voor het Mystieke Lichaam van haar Zoon. Zij doet dat door haar voorspraak en smeekt over hen de onuitputtelijke uitstorting van de Heilige Geest af. Maria is de perfecte icoon van het moederschap van de Kerk.
Het rozenkransgebed plaatst ons mystiek gezien aan de zijde van Maria als zij toeziet op de menselijke groei van Christus in het huis van Nazareth. Dit stelt haar in staat om ons te trainen en ons te vormen met dezelfde zorg totdat Christus in ons gestalte heeft gekregen Vgl. Gal. 4, 19 . Deze rol van Maria, volledig gebaseerd op die van Christus en daaraan radicaal ondergeschikt, "verduistert of vermindert op geen enkele wijze dát unieke middelaarschap van Christus, maar toont aan, hoe krachtig het is". 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 60 Dit is het verlichtende principe dat door het Tweede Vaticaans Concilie is uitgesproken en dat ik in mijn eigen leven zo sterk heb ervaren en dat tot mijn eigen lijfspreuk heeft geleid: Totus Tuus. Vgl. H. Paus Johannes Paulus II, Urbi et Orbi, Voorafgaand aan de eerste zegen "Urbi et Orbi" aan het einde van het conclaaf, Het Concilie voortzetten (17 okt 1978) Dit motto is vanzelfsprekend geïnspireerd op de leer van de heilige Louis Marie Grignion de Montfort, die in de volgende woorden de rol van Maria heeft uitgelegd in het proces van gelijkvormig te worden aan Christus: "Onze gehele volmaaktheid bestaat uit het feit dat we gelijkvormig aan Jezus Christus zijn en in Hem verenigd en gewijd zijn. Daarom is de meest volmaakte verering ongetwijfeld die devotie die ons nog meer in overeenstemming met Christus brengt, ons met Hem verenigt en ons aan Hem doet toewijden. Omdat Maria van alle mensen zich het meest heeft gevoegd naar Jezus Christus, betekent dat van alle devoties de devotie die de ziel het meest in overeenstemming met Christus brengt en Hem heiligt, de devotie tot Maria is, die Zijn heilige moeder is. Hoe meer zielen aan haar zijn gewijd, hoe meer zullen ze aan Jezus Christus gewijd zijn." H. Louis Marie Grignion de Montfort, Traité de la vraie dévotion à la sainte Vierge, Verhandeling over ware toewijding aan Maria. 120, in: Opere, 1, Scritti spirituali (Rome 1990), 430. Nergens anders dan in het rozenkransgebed zijn de levens van Jezus en Maria zo met elkaar verbonden. Maria leeft alleen in Christus en voor Christus!