Luis F. Kard. Ladaria S.J. - 24 juni 2020
Het is dan ook duidelijk dat de Kerk door de eeuwen heen de vorm van de viering van de sacramenten zorgvuldig heeft overgeleverd en bewaard, met name die elementen waarvan in de Heilige Schrift wordt getuigd en die het mogelijk maken de actie van Christus in de rituele handeling van de Kerk met absolute duidelijkheid te onderscheiden. Het Tweede Vaticaans Concilie heeft ook bepaald: "Daarom mag niemand anders, ook niet als hij priester is, naar eigen goeddunken iets in de liturgie toevoegen, wegnemen of veranderen." 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de heilige liturgie, Sacrosanctum Concilium (4 dec 1963), 22. § 3 Het op eigen initiatief wijzigen van de vorm van de viering van een sacrament vormt niet alleen maar een liturgisch misbruik als overtreding van een positieve norm. Een dergelijke inmenging is een vulnus die wordt toegevoegd aan de kerkelijke gemeenschap en aan de onderscheiding van het optreden van Christus, die in de ernstigste gevallen het sacrament zelf ongeldig maakt, omdat de aard van de sacramentele handeling de getrouwe overdracht vereist van wat van de Heer is ontvangen. Vgl. 1 Kor. 15, 3
Bij de viering van de sacramenten is de Kerk, met haar Hoofd als het Lichaam van Christus, inderdaad het onderwerp dat zich in de verzamelde gemeenschap manifesteert. Vgl. Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 1140. "Het is heel de Gemeenschap, het lichaam van Christus in eenheid met zijn Hoofd, dat viert." Vgl. Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 1141. "De vierende geloofsgemeenschap is de gemeenschap van de gedoopten" Deze feestelijke gemeenschap heeft een officiële missie, maar geen collegiale, want geen enkele groepering kan zichzelf tot Kerk maken, maar wordt Kerk op grond van een oproep die niet van binnenuit kan komen. De bedienaar van het doopsel is dus een teken van de aanwezigheid van degene die roept, en is het zichtbare referentiepunt van de gemeenschap van elke liturgische vergadering met de hele Kerk.
Met andere woorden, de bedienaar van het doopsel is een uitwendig teken dat het sacrament niet onderworpen is aan het gezag van een individu of een gemeenschap, maar behoort tot de hele Kerk.