
Luis F. Kard. Ladaria S.J. - 24 juni 2020
Het Oecumenisch Tweede Vaticaans Concilie stelt dat "wanneer iemand doopt, Christus zelf doopt" 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de heilige liturgie, Sacrosanctum Concilium (4 dec 1963), 7 Deze verklaring van de Liturgische Constitutie 2e Vaticaans Concilie - Constitutie
Sacrosanctum Concilium
Over de heilige liturgie
(4 december 1963), geïnspireerd op een tekst van de heilige Augustinus Vgl. H. Augustinus, In Iohannis Evangelium Tractatus. VI, 7, heeft tot doel de sacramentele viering in de aanwezigheid van Christus te verankeren, niet alleen in die zin dat Hij er zijn virtus in stort om er doeltreffendheid aan te verlenen, maar vooral om aan te geven dat de Heer de belangrijkste rol heeft in de gebeurtenis die gevierd wordt.
Bij de viering van de sacramenten treedt de Kerk immers op als het Lichaam dat onlosmakelijk verbonden is met haar Hoofd, aangezien Christus het Hoofd in het door Hem door het Paasmysterie voortgebrachte Lichaam handelt. Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de heilige liturgie, Sacrosanctum Concilium (4 dec 1963), 5 De leer van de goddelijke instelling van de sacramenten, plechtig bevestigd door het Concilie van Trente Vgl. Concilie van Trente, 7de Zitting - Decreet over de Sacramenten, Sessio VII - Decretum de Sacramentis (3 mrt 1547), 11, ziet dus haar natuurlijke ontwikkeling en authentieke interpretatie in de bovengenoemde verklaring in 2e Vaticaans Concilie - Constitutie
Sacrosanctum Concilium
Over de heilige liturgie
(4 december 1963). De twee Concilies zijn het dus met elkaar eens als ze allebei verklaren dat ze geen zeggenschap hebben over de zeven sacramenten aangaande het optreden van de Kerk. De sacramenten zijn inderdaad, zoals ingesteld door Jezus Christus en toevertrouwd aan de Kerk, door haar te bewaken en te bewaren. Hier is het duidelijk dat, hoewel de Kerk door de Heilige Geest is aangesteld om de vertolker van het Woord van God te zijn en tot op zekere hoogte de riten kan bepalen die de door Christus aangeboden sacramentele genade tot uitdrukking brengen, zijzelf niet kan beschikken over de fundamenten van haar bestaan, namelijk het Woord van God en het verlossingswerk van Christus.