
Beniamino Kard. Stella - 29 juni 2020
De pastoor en de andere priesters zijn door hun pastorale werk, samen met de bisschop, in de eerste plaats het fundamentele referentiepunt voor de parochiegemeenschap. Hou in gedachten: a) wat verband houdt met de ‘diocesane bisschop’ geldt ook voor de anderen die juridisch gezien aan hem gelijk zijn; b) wat verband houdt met de parochie en de pastoor geldt ook voor de quasiparochie en de quasipastoor; c) datgene wat de lekengelovigen betreft is ook van toepassing op de leden, die niet tot de clerus behoren, van de instituten van gewijd leven en van de gemeenschappen van apostolisch leven, tenzij er specifiek naar de lekenstaat wordt verwezen; d) afhankelijk van de context waarin het in deze instructie gebruikt wordt en in overeenstemming met de normen van het wetboek, heeft de term ‘moderator’ verschillende betekenissen De pastoor en de priesters, die samen een gemeenschappelijk leven en priesterlijke broederschap koesteren, vieren het sacramentele leven voor en met de gemeenschap. Het is hun taak om de parochie zo te organiseren dat ze een overtuigend teken van christelijke gemeenschap is. Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 26
In verband met de aanwezigheid en de zending van de priesters in de parochiegemeenschap verdient het gemeenschappelijke leven van de priesters een speciale vermelding. Vgl. Congregatie voor de Clerus, Ratio fundamentalis institutionis sacerdotalis - Tertia editur, De gave van de roeping tot priester (8 dec 2016), 83.88 Dit wordt aanbevolen in Wetboek
Codex Iuris Canonici
Codex van het Canonieke recht
(25 januari 1983), ook al is het geen verplichting voor de diocesane geestelijkheid. In dit verband moet herinnerd worden aan de fundamentele waarden van een broederlijke en biddende verbondenheid en een onderlinge samenwerking van de clerici85, met het oog op een overtuigend getuigenis van de sacramentele broederlijkheid86 en een doeltreffender evangelisatie.
Wanneer de priesters in gemeenschap leven, wordt hun priesteridentiteit versterkt, verminderen hun materiële zorgen en wordt de verleiding van het individualisme de pas afgesneden door diepgaande persoonlijke relaties. Gemeenschappelijk gebed, gemeenschappelijke bezinning en studie, die nooit mogen ontbreken in het priesterleven, kunnen een grote steunzijn bij de vorming van een in het dagelijkse leven geïncarneerde priesterspiritualiteit.
In ieder geval is het gepast dat de bisschop, volgens zijn onderscheidingsvermogen en voor zover als mogelijk, rekening houdt met de menselijke en geestelijke verwantschap tussen de priesters aan wie hij een parochie of een groepering van parochies wil toevertrouwen en dat hij hen uitnodigt tot een edelmoedige beschikbaarheid voor de nieuwe pastorale zending en tot een of andere vorm van gemeenschappelijk leven met zijn medebroeders. Vgl. Congregatie voor de Clerus, Ratio fundamentalis institutionis sacerdotalis - Tertia editur, De gave van de roeping tot priester (8 dec 2016), 88
In sommige gevallen, vooral wanneer de traditie of gewoonte van een pastorie ontbreekt, of wanneer ze om een of andere reden niet beschikbaar is als woonruimte voor de priester, kan het gebeuren dat de priester terug bij zijn familie van herkomst gaat wonen, de eerste plaats waar hij een menselijke vorming kreeg en zijn roeping op het spoor kwam. Vgl. Paus Franciscus, Toespraak, Sala Regia, Tot de deelnemers aan het congres georganiseerd door de Congregatie voor de Clerus, ter gelegenheid van de 50ste verjaardag van de conciliaire decreten Optatam Totius en Presbyterorum Ordinis (20 nov 2015)
Enerzijds kan deze praktijk een positief effect hebben op het dagelijkse leven van de priester, omdat het hem een serene en stabiele huiselijke omgeving garandeert, vooral wanneer de ouders nog in leven zijn. Anderzijds moet de priester ervoor zorgen dat hij niet afhankelijk wordt van die familiebanden, die zijn beschikbaarheid voor een voltijdse zending, zijn relatie met de priesterfamilie en de gemeenschap van lekengelovigen negatief kunnen beperken.