6 juli 1274
Wij geloven in de heilige Drie-Eenheid, Vader en Zoon en Heilige Geest, één almachtige God en dat de gehele godheid in de Drie-Eenheid, gelijk in wezen en substantie, gelijk in eeuwigheid en almacht, van één wil, macht en majesteit <is> , schepper van alle schepselen, van wie alles, in wie alles, door wie alles <is>, dat in hemel en aarde is, zichtbaar, onzichtbaar, lichamelijk en geestelijk. Wij geloven dat iedere persoon afzonderlijk in de Drie-Eenheid de ene ware, volledige en volmaakte God <is>.
Wij geloven dat de Zoon van God zelf, Woord van God, van eeuwigheid geboren uit de Vader, gelijk in wezen, gelijk in almacht en gelijk in alles aan de Vader in goddelijkheid, in de tijd geboren uit de Heilige Geest en de altijd durende Maagd Maria, met een verstandelijke geest; die twee geboortes heeft, een eeuwige geboorte uit de Vader, een andere tijdgebonden geboorte uit de moeder: waarlijk God en waarlijk mens, een eigen persoon en volmaakt in beide naturen, niet een adoptiefzoon en geen fantasiebeeld, maar de ene en unieke zoon van God, in en uit twee naturen, namelijk goddelijk en menselijk, in de uniekheid van één persoon, die niet in staat is tot lijden en sterven in zijn goddelijkheid, maar in zijn menselijkheid voor ons en ons heil geleden heeft met het ware lijden van het vlees, gestorven en begraven is, en afgedaald is naar de onderwereld en op de derde dag verrezen uit de doden met de werkelijke verrijzenis van het vlees, en op de veertigste dag na zijn verrijzenis met het vlees, waarin hij verrezen is, en met zijn geest opgestegen is naar de hemel en zit aan de rechterhand van God de Vader, vandaar zal hij komen oordelen over de levenden en de doden, en zal hij aan iedereen geven volgens zijn werken, al naar gelang ze goed of slecht zijn geweest.
Wij geloven ook in de Heilige Geest, volledig en volmaakt en ware God die voortkomt uit de Vader en de Zoon, gelijkaardig en gelijk in wezen en almacht en eeuwigheid in alles aan de Vader en de Zoon. Wij geloven dat deze heilige Drie-Eenheid niet drie Goden, maar één almachtige God, eeuwig en onzichtbaar en onveranderlijk <is>.
Wij geloven dat er één ware heilige katholieke en apostolische Kerk is, waarin één heilig Doopsel wordt gegeven en een ware vergeving van alle zonden. Wij geloven ook in de ware wederopstanding van dit vlees, dat wij nu dragen, en in het eeuwige leven. Wij geloven ook dat van het Nieuwe en het Oude Testament, van de Wet, en van de Profeten en van de Apostelen de almachtige God en Heer de enige inspirator is.
Dit is het ware katholieke geloof, en dit houdt en verkondigt de hoogheilige Roomse Kerk in de bovengenoemde artikelen. Maar wegens diverse dwalingen, door sommigen uit onwetendheid en anderen uit kwade wil ingebracht, zegt en verkondigt zij:
Zij, die na het Doopsel in zonden vervallen, moeten niet opnieuw gedoopt worden, maar door ware boetedoening verkrijgen zij vergiffenis van hun zonden.
Maar als zij oprecht boete doend in de liefde zijn overleden, voordat zij door waardige vruchten van boetedoening genoegdoening hebben gegeven voor hun begane en nagelaten zaken: dan worden de zielen van hen na de dood gereinigd door reinigings- of louteringsstraffen, zoals broeder Johannes Parastron O.F.M. ons heeft uitgelegd: en om straffen van die soort te verlichten zijn van voordeel voor hen de voorbeden van levende gelovigen, namelijk Misoffers, gebeden en aalmoezen en andere werken van vroomheid, die door de gelovigen voor andere gelovigen gewoonlijk worden verricht volgens de richtlijnen van de Kerk.
Echter de zielen van hen, die na het ontvangen van het heilig Doopsel helemaal geen enkele zondesmet hebben opgelopen, en ook zij, die na het op zich laden van een zondesmet, of terwijl ze nog in hun lichaam verblijven, of nadat ze dat hebben afgelegd, zoals hierboven is gezegd, gereinigd zijn, worden spoedig in de hemel opgenomen.
Maar de geesten van hen, die in een doodzonde of met alleen de oerzonde zijn gestorven, dalen spoedig af in de hel, echter om met ongelijke straffen bestraft te worden.
Dezelfde hoogheilige Roomse Kerk gelooft en verkondigt standvastig, dat niettemin op de dag des oordeels alle mensen voor het gerecht van Christus met hun lichamen zullen verschijnen, om rekenschap af te leggen over hun eigen daden. Vgl. Rom. 14, 10-11. vgl. Rom. 14, 10 v. .
Ook houdt dezelfde heilige Roomse Kerk vast en onderwijst dat er zeven kerkelijke Sacramenten zijn, namelijk één het Doopsel, waarover hierboven is gesproken; een ander is het Sacrament van het Vormsel, dat de bisschoppen door handoplegging toedienen, door de wedergeborenen te zalven; een ander is de Boetedoening, een ander de Eucharistie, een ander het Sacrament van de Wijding, een ander is het Huwelijk, een ander de laatste Zalving, die volgens de leer van de zalige Jacobus aan de zieken wordt toegediend.
Het Sacrament van de Eucharistie voltrekt dezelfde Roomse Kerk uit ongedesemd brood, terwijl zij vasthoudt en onderwijst, dat in het Sacrament zelf het brood werkelijk veranderd wordt in het Lichaam en de wijn in het Bloed van onze Heer Jezus Christus.
Over het Huwelijk houdt zij echter vast, dat het noch één man is toegestaan tegelijk meerdere vrouwen te hebben, noch één vrouw is toegestaan meerdere mannen te hebben. Maar nadat een legitiem huwelijk is ontbonden door de dood van een van de echtelieden, zegt zij dat vervolgens na elkaar een tweede en derde huwelijk is toegestaan, als er niet een of ander canoniek beletsel om enige reden in de weg staat.