Paus Franciscus - 4 oktober 2020
Er is een zogenaamde liefde ‘uit innerlijk verlangen’: haar daden vloeien rechtstreeks voort uit de deugd van naastenliefde en zijn gericht op individuen en volkeren. En er is ook een ‘bevolen’ of ‘vereiste’ liefde: die wordt uitgedrukt in daden van liefdadigheid die mensen aanzetten tot het creëren van meer gezonde instellingen, rechtvaardiger voorschriften en meer solidaire structuren te creëren. Vgl. H. Thomas van Aquino, Summa Theologiae. II-II, q, 184: De leer van de katholieke moraal, maakt in navolging van de leer van Sint-Thomas van Aquino, een onderscheid tussen een ‘actus elicitus’ (een spontane daad, een daad van de wil zelf) en een ‘actus imperatus’ (een bevolen of geboden daad) Marcellino Zalba, S.J., Theologiae moralis summa. Theologia moralis fundamentalis. Tractatus de virtutibus theologicis, ed. BAC, Madrid 1952, vol. 1, 69 ; Antonio Royo Marín, O.P., Teología de la Perfección cristiana, éd. BAC, Madrid (1962), 192-196. Hieruit volgt dat
"het eveneens een onontbeerlijke daad van liefde is om ernaar te streven de samenleving zo te organiseren en te structureren dat de naaste zich niet in armoede bevindt." Pauselijke Raad "Justitia et Pax", Compendium van de Sociale Leer van de Kerk (26 okt 2004), 208
Het is naastenliefde om dicht te staan bij een persoon, maar het is ook naastenliefde om, zelfs zonder rechtstreeks contact met die persoon, de sociale omstandigheden die zijn of haar lijden veroorzaken, te veranderen. Als iemand een bejaarde helpt om een rivier over te steken, is dit ware liefde, als politici een brug bouwen, is dat ook liefde. Terwijl iemand andere mensen helpt door hen te eten te geven, creëren politici een baan voor hen, en oefenen ze zo een heel hoogstaande vorm van liefde uit die hun politieke activiteit veredelt.