Joseph Kardinaal Ratzinger - 6 augustus 2000
DOMINUS IESUS Verklaring over de uniciteit en heilbrengende universaliteit van Jezus Christus en de Kerk |
|||
► | De Kerk en de religies in relatie tot het heil |
Uit hetgeen hierboven in herinnering is gebracht, vloeien ook enkele punten voort, die noodzakelijk zijn voor de richting die de theologische reflectie moet inslaan, om de betrekkingen van de Kerk en de religies met het eeuwige heil te verdiepen.
Vooral moet vast geloofd worden, dat de "pelgrimerende Kerk noodzakelijk is ter zaligheid. Christus alleen immers is de Middelaar en de weg naar het heil en in de Kerk, die zijn lichaam is, komt Hij onder ons tegenwoordig. Hijzelf heeft uitdrukkelijk de noodzakelijkheid van het geloof en het doopsel afgekondigd Vgl. Mc. 16, 16 Vgl. Joh. 3, 5 en daardoor de noodzakelijkheid van de Kerk bevestigd, waarin de mensen door de poort van het doopsel binnengaan." 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 14 Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Decreet, Over de missie-activiteit van de Kerk, Ad Gentes Divinitus (7 dec 1965), 7 Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Decreet, Over de oecumene, Unitatis Redintegratio (21 nov 1964), 3 Deze leer mag niet tegenover de algemene heilswil van God gezet worden Vgl. 1 Tim. 2, 4 ; daarom "moet men deze beide waarheden samenhouden, namelijk de werkelijke mogelijkheid van het heil in Christus voor alle mensen en de noodzaak van de Kerk met betrekking tot het heil". H. Paus Johannes Paulus II, Encycliek, Over de blijvende geldigheid van de missie-opdracht, Redemptoris Missio (7 dec 1990), 9 Vgl. Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 846-847
De Kerk is het "alomvattende sacrament van het heil". 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 48 Zij is steeds om geheimvolle wijze met de Verlosser Jezus Christus, haar Hoofd, verbonden en onder Hem gesteld, en heeft daarom in het plan van God een onontkoombare relatie met het heil van iedere mens. Vgl. H. Cyprianus van Carthago, Over de eenheid van de Katholieke Kerk, De catolicae ecclesiae unitate (1 jan 250). 6: CCL 3, 253-254 Vgl. H. Ireneüs van Lyon, Tegen de ketters, Adversus Haereses. III, 24, 1: SC 211, 472-474 Degenen die niet formeel en zichtbaar leden van de Kerk zijn "hebben toegang tot het heil in Christus krachtens een genade die, hoewel zij een geheimvolle band heeft met de Kerk, hen niet formeel in de Kerk binnenleidt, maar hen verlicht op een wijze die past bij hun inwendige en uitwendige situatie. Deze genade komt van Christus, is een vrucht van zijn offer en wordt meegedeeld door de Heilige Geest". H. Paus Johannes Paulus II, Encycliek, Over de blijvende geldigheid van de missie-opdracht, Redemptoris Missio (7 dec 1990), 10 Zij staat in relatie tot de Kerk, die "volgens het plan van God de Vader, haar oorsprong vindt in de zending van de Zoon en de zending van de Heilige Geest." 2e Vaticaans Concilie, Decreet, Over de missie-activiteit van de Kerk, Ad Gentes Divinitus (7 dec 1965), 2. In de hier verhelderde betekenis moet ook de uitspraak "Extra Ecclesiam nullus omnino salvatur" ("Buiten de Kerk wordt helemaal niemand gered" -vert.) (Vierde Concilie van Lateranen, Hfdstk 1. Het katholieke geloof: DS 802) geïnterpreteerd worden. Vgl. ook de Brief van het H. Officie aan de aartsbisschop van Boston: DS 3866-3872.
Met betrekking tot de manier waarop de heilbrengende genade van God, die altijd door Christus in de Heilige Geest geschonken wordt en die in geheimvolle relatie met de Kerk staat, de afzonderlijke niet-christenen bereikt, stelt het Tweede Vaticaans Concilie enkel vast dat God haar schenkt "langs wegen die Hij kent". 2e Vaticaans Concilie, Decreet, Over de missie-activiteit van de Kerk, Ad Gentes Divinitus (7 dec 1965), 7 Het is de taak van de theologie, dit thema uit te diepen. Dit theologische werk moet aangemoedigd worden, want het is zonder twijfel nuttig voor een groeiend begrip van Gods heilsplannen en van de wegen tot verwerkelijking ervan. Maar uit hetgeen tot hiertoe gezegd is over het middelaarschap van Jezus Christus en over de "bijzondere en unieke relatie" H. Paus Johannes Paulus II, Encycliek, Over de blijvende geldigheid van de missie-opdracht, Redemptoris Missio (7 dec 1990), 18 tussen de Kerk en het Rijk Gods onder de mensen - dat in wezen het Rijk van de universele Verlosser Jezus Christus is - blijkt duidelijk dat het in tegenspraak met het katholieke geloof zou zijn, de Kerk te beschouwen als een weg tot heil naast die in andere religies, die complementair aan de Kerk zouden zijn, ja ten diepste gelijkwaardig aan haar, in zoverre ze met haar convergeerden tot het eschatologische Rijk Gods.
Zeker bevatten en bieden de verschillende religieuze tradities elementen van godsdienstigheid, die van God komen Dit zijn de zaden van het goddelijk Woord ("semina Verbi") die door de Kerk met vreugde en eerbied worden erkend. Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Decreet, Over de missie-activiteit van de Kerk, Ad Gentes Divinitus (7 dec 1965), 11 Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Verklaring, Over de houding van de Kerk tegenover niet-christelijke godsdiensten, Nostra Aetate (28 okt 1965), 2 en deel uitmaken van hetgeen "de Geest in het hart van de mensen en in de geschiedenis van de volkeren, in de culturen en religies bewerkt". H. Paus Johannes Paulus II, Encycliek, Over de blijvende geldigheid van de missie-opdracht, Redemptoris Missio (7 dec 1990), 29 Sommige gebeden en riten van de andere religies kunnen feitelijk de aanneming van het evangelie voorbereiden, voor zover zij gelegenheden bieden en ertoe opvoeden, dat de harten van de mensen ertoe worden aangezet zich open te stellen voor de werkzaamheid van God. Vgl. H. Paus Johannes Paulus II, Encycliek, Over de blijvende geldigheid van de missie-opdracht, Redemptoris Missio (7 dec 1990), 29 Vgl. Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 843 Men kan hun echter niet een goddelijke oorsprong of een heilswerkzaamheid ex opere operato toeschrijven, die aan de christelijke sacramenten eigen is. Vgl. Concilie van Trente, 7de Zitting - Decreet over de Sacramenten, Sessio VII - Decretum de Sacramentis (3 mrt 1547), 8 Men kan ook niet ontkennen dat andere riten, voor zover zij afhankelijk zijn van bijgelovige praktijken of andere dwalingen Vgl. 1 Kor. 10, 20-21 , eerder een belemmering voor het heil vormen. H. Paus Johannes Paulus II, Encycliek, Over de blijvende geldigheid van de missie-opdracht, Redemptoris Missio (7 dec 1990), 55
Met de komst van Jezus Christus, de Verlosser, heeft God de Kerk, die door Hem was gesticht, middel voor het heil van alle mensen doen zijn Vgl. Hand. 17, 30-31 . Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 17 Vgl. H. Paus Johannes Paulus II, Encycliek, Over de blijvende geldigheid van de missie-opdracht, Redemptoris Missio (7 dec 1990), 11 Deze geloofswaarheid neemt niets weg van het feit dat de Kerk de godsdiensten van de wereld beziet met oprechte eerbied, maar sluit tegelijkertijd radicaal de mentaliteit van indifferentisme uit, die "doordrongen is van een religieus relativisme, dat leidt tot de mening dat 'de ene religie even veel waard is als de andere'". H. Paus Johannes Paulus II, Encycliek, Over de blijvende geldigheid van de missie-opdracht, Redemptoris Missio (7 dec 1990), 36 Het is waar dat de niet-christenen de goddelijke genade kunnen ontvangen, maar evenzeer is zeker dat zij zich objectief in een staat van ernstig tekort bevinden in vergelijking met hen die in de Kerk de volheid van de heilsmiddelen bezitten. Vgl. Paus Pius XII, Encycliek, Over het mystieke lichaam van Christus en over de vereniging die wij daarin bezitten met Christus, Mystici Corporis Christi (29 juni 1943), 104 "Alle kinderen van de Kerk dienen daarenboven te bedenken dat zij hun verheven levensstaat niet aan hun eigen verdiensten maar aan een bijzondere genade van Christus te danken hebben. Indien zij aan die genade niet beantwoorden met gedachte, woord en werk, zullen ze geenszins gered, maar veeleer strenger geoordeeld worden." 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 14 Men begrijpt dus, dat de Kerk trouw aan de opdracht van de Heer Vgl. Mt. 28, 19-20 en als een taak die voortvloeit uit de liefde voor allen "verkondigt, en onophoudelijk verkondigen moet de Christus, die is 'de weg, de waarheid en het leven' (Joh. 14, 6), in wie de mensen de volheid van het godsdienstig leven vinden en in wie God alles met zich heeft verzoend. Vgl. 2 Kor. 5, 18-19 " 2e Vaticaans Concilie, Verklaring, Over de houding van de Kerk tegenover niet-christelijke godsdiensten, Nostra Aetate (28 okt 1965), 2
Ook in de interreligieuze dialoog behoudt de zending ad gentes "vandaag en altijd (...) haar volledige betekenis en belang". 2e Vaticaans Concilie, Decreet, Over de missie-activiteit van de Kerk, Ad Gentes Divinitus (7 dec 1965), 7 "God wil immers, 'dat alle mensen gered worden en tot de kennis van de waarheid komen' (1 Tim. 2, 4). God wil dat allen door de kennis van de waarheid het heil verkrijgen. Het heil ligt in de waarheid. Wie aan de impuls van de Geest van de waarheid gehoorzaamt, is al op de weg naar het heil; de Kerk echter, waaraan deze waarheid is toevertrouwd, moet aan het verlangen van de mens tegemoet komen en haar aan hem brengen. Omdat de Kerk gelooft in het alomvattende heilsplan van God, moet zij missionair zijn." Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 851 Vgl. Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 849-856 Daarom is de dialoog die hoort bij de opdracht tot evangelisering, slechts een van de activiteiten van de Kerk bij haar zending ad gentes. Vgl. H. Paus Johannes Paulus II, Encycliek, Over de blijvende geldigheid van de missie-opdracht, Redemptoris Missio (7 dec 1990), 55 Vgl. H. Paus Johannes Paulus II, Postsynodale Apostolische Exhortatie, De Kerk in Azië, Ecclesia in Asia (7 nov 1999), 31 De gelijkheid, die een voorwaarde is voor de dialoog, heeft betrekking op de gelijke persoonlijke waardigheid van de partners, maar niet op de inhoud van de leer en nog minder op Jezus Christus, de mens geworden Zoon van God, in vergelijking met de stichters van de andere godsdiensten. Geleid door de liefde en door het respect voor de vrijheid Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Verklaring, Over de godsdienstvrijheid - Het recht van de persoon en van de gemeenschappen op sociale en burgerlijke vrijheid in godsdienstige aangelegenheden, Dignitatis Humanae (7 dec 1965), 1 moet de Kerk zich met voorrang ertoe inspannen, aan alle mensen de waarheid, die door de Heer definitief werd geopenbaard, te verkondigen en hun duidelijk te maken dat het zich bekeren tot Jezus Christus, en het behoren tot de Kerk door het doopsel en de andere sacramenten, nodig zijn, om volledig deel te hebben aan de gemeenschap met God de Vader, de Zoon en de Heilige Geest. De plicht en de urgentie het heil en de bekering tot de Heer Jezus Christus te verkondigen, worden door de zekerheid van de universele heilswil van God niet afgezwakt, maar eerder versterkt.