
Joseph Kardinaal Ratzinger - 6 augustus 2000
De onlosmakelijke betrekking tussen Kerk en Rijk onderstrepen, wil echter niet zeggen: vergeten dat het Rijk van God - ook als het in zijn historische fase wordt beschouwd - niet identiek is met de Kerk in haar zichtbare en maatschappelijke werkelijkheid.
Het is namelijk niet juist, wanneer men het werk van Christus en van de Geest "binnen haar (van de Kerk) zichtbare grenzen verengt". H. Paus Johannes Paulus II, Encycliek, Over de blijvende geldigheid van de missie-opdracht, Redemptoris Missio (7 dec 1990), 18 Men moet daarom in het oog houden, dat "het Rijk allen aangaat: de individuen, de maatschappij, de gehele wereld. Voor het Rijk werken wil zeggen: de goddelijke dynamiek, die in de mensengeschiedenis aanwezig is en die deze omvormt, erkennen en bevorderen. Het Rijk opbouwen wil zeggen: werken voor de bevrijding uit het kwaad in al zijn vormen. Kortom, het Rijk Gods is de uitdrukking en de totstandkoming van het goddelijke heilsplan in heel zijn volheid." H. Paus Johannes Paulus II, Encycliek, Over de blijvende geldigheid van de missie-opdracht, Redemptoris Missio (7 dec 1990), 15
Bij het beschouwen van de relatie tussen Rijk van God, Rijk van Christus en Kerk is het noodzakelijk eenzijdige accentueringen te vermijden, hetgeen het geval is bij die opvattingen "die bewust het accent leggen op het Rijk, zich 'rijk-centrisch' noemen en het beeld tonen van een Kerk die niet aan zichzelf denkt, maar geheel in beslag wordt genomen door het getuigenis en de dienst van het Rijk. Het is een 'Kerk voor de anderen', naar men zegt, zoals Christus de 'mens voor de anderen' is. (...) Deze opvattingen vertonen naast positieve vaak ook negatieve aspecten. Op de eerste plaats zwijgen zij over Christus. Het Rijk waarover zij spreken is gebaseerd op een 'theo-centrisme', omdat, zoals zij zeggen, Christus niet begrepen kan worden door wie niet het christelijk geloof bezit, terwijl de verschillende volkeren, culturen en godsdiensten elkaar kunnen vinden in de ene goddelijke werkelijkheid, hoe deze ook mag heten. Om dezelfde reden geven zij de voorkeur aan het mysterie van de schepping, dat weerspiegeld wordt in de verscheidenheid van culturen en geloven. Maar zij zwijgen over het mysterie van de verlossing. Bovendien sluit het Rijk, zoals zij het verstaan, tenslotte de Kerk uit of onderschat het deze, in reactie tegen een verondersteld 'kerk-centrisme' uit het verleden en omdat zij de Kerk zelf slechts als een teken zien, dat overigens niet vrij is van dubbelzinnigheid." H. Paus Johannes Paulus II, Encycliek, Over de blijvende geldigheid van de missie-opdracht, Redemptoris Missio (7 dec 1990), 17 Zulke opvattingen zijn in tegenspraak met het katholieke geloof, omdat zij de unieke betrekking loochenen die bestaat tussen Christus, de Kerk en het Rijk van God.