
Joseph Kardinaal Ratzinger - 6 augustus 2000
De Kerk is gezonden "om het Rijk van Christus en van God aan te kondigen en in alle volken te vestigen. Zo vormt zij de kiem en het begin van dit Rijk op aarde." 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 5 Aan de ene kant is de Kerk "sacrament, dat wil zeggen teken en werktuig voor de innigste vereniging met God alsook voor de eenheid van de hele mensheid" 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 1 ; ze is daarom teken en werktuig voor het Rijk, ze heeft de roeping het te verkondigen en te vestigen. Aan de andere kant is de Kerk "het door de eenheid van de Vader en de Zoon en de Heilige Geest verenigde volk"; 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 4 Vgl. H. Cyprianus van Carthago, De Dominica Oratione. 23: CCL 3A, 105 ze is dus "het in het mysterie reeds aanwezige Rijk van Christus" 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 3 en vormt daarom de kiem en aanvang ervan. Het Rijk Gods heeft een eschatologische dimensie: het is een in de tijd aanwezige werkelijkheid, maar zijn volledige verwerkelijking zal pas met het einde oftewel de vervulling van de geschiedenis komen. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 9 Een aan God gericht gebed in de Didaché 9,4 (SC 248, 176) luidt: "Uw Kerk worde van de uiteinden der aarde samengebracht in Uw Rijk." Didaché 10,5 (SC 248, 180) heet het: "Gedenk, o Heer, Uw Kerk (...) en breng haar samen uit de vier windstreken, de geheiligde, in Uw Rijk, dat U voor haar hebt bereid."
Uit de bijbelse teksten noch uit de getuigenissen van de Vaders, evenmin als uit de documenten van het Leergezag van de Kerk, kan men voor de termen Rijk der hemelen, Rijk Gods en Rijk van Christus volkomen eenduidige betekenisinhouden afleiden, ook niet van hun relatie tot de Kerk, die zelf mysterie is en niet in haar totaliteit in een menselijk begrip kan worden omvat. Daarom zijn er verschillende theologische verklaringen van deze themata toelaatbaar. Geen van deze mogelijke verklaringen mag echter de innige verbondenheid tussen Christus, het Rijk en de Kerk loochenen of op enigerlei wijze uithollen. Zeker kan "het Rijk Gods zoals wij het uit de openbaring kennen noch van Christus, noch van de Kerk losgemaakt worden. ( ... ) Als men het Rijk van de persoon Jezus losmaakt, dan is het niet meer het Rijk Gods dat Hij geopenbaard heeft, en men misvormt tenslotte ofwel de zin van het Rijk, dat gevaar loopt veranderd te worden in een zuiver menselijk of ideologisch object, of men vervalst de identiteit van Christus, die niet meer de Heer blijkt te zijn aan wie alles onderworpen moet worden Vgl. 1 Kor. 15, 27 . Men kan het Rijk evenmin losmaken van de Kerk. Deze is zeker geen doel op zich, daar zij gericht staat op het Rijk van God, waarvan zij kiem, teken en werktuig is. Maar terwijl de Kerk onderscheiden is van Christus en van het Rijk, is zij met beiden onlosmakelijk verbonden." H. Paus Johannes Paulus II, Encycliek, Over de blijvende geldigheid van de missie-opdracht, Redemptoris Missio (7 dec 1990), 18 Vgl. H. Paus Johannes Paulus II, Postsynodale Apostolische Exhortatie, De Kerk in Azië, Ecclesia in Asia (7 nov 1999), 17 Het Rijk is zozeer onscheidbaar van Christus, dat het in zekere zin met Hem identiek is. Vgl. Origenes van Alexandrië, In Mattheum Homiliae. 14,7: PG13, 1197 Vgl. Tertullianus, Adversus Marcionem. IV, 33, 8: CCL 1, 634.