Joseph Kardinaal Ratzinger - 6 augustus 2000
Men moet daarom als waarheid van het katholieke geloof vast geloven dat de universele wil tot heil van de ene en drievuldige God eens en voor altijd in het mysterie van de menswording, van de dood en de opstanding van de Zoon van God is aangeboden en werkelijkheid geworden.
Met inachtneming van dit geloofsgegeven wordt de theologie van onze dagen uitgenodigd na te denken over de aanwezigheid van andere religieuze ervaringen en over hun betekenis in het heilsplan van God, en te onderzoeken, of en hoe ook vormen en positieve elementen van andere religies kunnen horen tot het goddelijke heilsplan. Op dit gebied ligt er voor het theologisch onderzoek onder leiding van het Leergezag een breed werkveld. Het Tweede Vaticaans Concilie heeft namelijk vastgesteld: "Het enig Middelaarschap van Christus verhindert de menigvuldige medewerking van de schepselen niet, maar wekt deze op door ze aan de enige bron deelachtig te maken." 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 62 Er is een verhevigde inspanning nodig om te doorgronden, wat dit participerende middelaarschap betekent, dat echter altijd genormeerd moet blijven door het enige Middelaarschap van Christus: "Gedeeltelijke bemiddelingen van verschillende soort en orde zijn niet uitgesloten, maar deze ontlenen hun betekenis en waarde uitsluitend aan de bemiddeling van Christus en kunnen niet gezien worden als parallelle en complementaire bemiddelingen." H. Paus Johannes Paulus II, Encycliek, Over de blijvende geldigheid van de missie-opdracht, Redemptoris Missio (7 dec 1990), 5 In tegenstelling met het christelijke en katholieke geloof staan echter voorstellen tot een oplossing, die een heilshandelen van God buiten het enige Middelaarschap van Christus aannemen.
De Heer Jezus, de enige Verlosser, heeft niet louter een gemeenschap van gelovigen gesticht. Hij heeft de Kerk als heilsgeheim gevestigd: Hij zelf is in de Kerk en de Kerk is in Hem Vgl. Joh. 15, 1 Vgl. Gal. 3, 28 Vgl. Ef. 4, 15-16 Vgl. Hand. 9, 5 ; daarom hoort de volheid van het heilsmysterie van Christus ook tot de Kerk, die onlosmakelijk met Hem verbonden is. Want Jezus Christus zet zijn tegenwoordigheid en zijn heilswerk in de Kerk en door de Kerk voort Vgl. Kol. 1, 24-27 Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 14 , die zijn lichaam is Vgl. 1 Kor. 12, 12-13.27 Vgl. Kol. 1, 18 . Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 7 Zoals het hoofd en de ledematen van een levend lichaam weliswaar niet identiek zijn, maar ook niet gescheiden kunnen worden, zo mogen Christus en de Kerk niet met elkaar verwisseld worden, maar ook niet van elkaar gescheiden. Ze vormen samen de enige "gehele Christus". H. Augustinus, Enarrationes in Psalmos. Ps. 90, Sermo 2,1: CCL 39, 1266 H. Paus Gregorius de Grote, Moreel commentaar op (het boek) Job, Moralia in Job. Praefatio 6,14: PL 75, 525 Vgl. H. Thomas van Aquino, Summa Theologiae. III, q. 48, a. 2 ad 1 Deze onscheidbaarheid komt in het Nieuwe Testament ook door de analogie van de Kerk als Bruid van Christus tot uitdrukking Vgl. 2 Kor. 11, 2 Vgl. Ef. 5, 25-29 Vgl. Openb. 21, 2.9 . Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 6
Daarom moet in samenhang met de uniekheid en de universaliteit van de heilsbemiddeling van Jezus Christus de uniekheid van de door Hem gestichte Kerk als waarheid van het katholieke geloof vast geloofd worden. Zoals er slechts één enige Christus bestaat, zo bestaat er slechts één enig Lichaam, één enige Bruid van Christus: "de ene en enige katholieke en apostolische Kerk". Vgl. Geloofsbelijdenis, Grote geloofsbelijdenis van de Armeense Kerk Vgl. Paus Bonifatius VIII, Bul, Unam Sanctam (18 nov 1302). DS 870-872 Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 8 De beloften van de Heer, zijn Kerk nooit in de steek te laten Vgl. Mt. 16, 18 Vgl. Mt. 28, 20 en haar met zijn Geest te leiden Vgl. Joh. 16, 13 , houden daarenboven volgens het katholieke geloof in dat de uniekheid van de Kerk alsmede alles, wat tot haar integriteit behoort, nooit vernietigd worden. Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Decreet, Over de oecumene, Unitatis Redintegratio (21 nov 1964), 4 Vgl. H. Paus Johannes Paulus II, Encycliek, Over de inzet voor de oecumene, Ut Unum Sint (25 mei 1995), 11
De gelovigen zijn ertoe gehouden te belijden dat er een historische, in de apostolische opvolging gewortelde continuïteit Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 20 Vgl. H. IreneĆ¼s van Lyon, Tegen de ketters, Adversus Haereses. II, 3, 1-3: SC 2111, 20-44 Vgl. H. Cyprianus van Carthago, Brieven, Epistolae. 33, 1: CCL 3B, 164-165 Vgl. H. Augustinus, Contra advers. legis et prophet.. 1, 20, 39: CCL 49, 70 bestaat tussen de door Christus gestichte en de katholieke Kerk: "Dit is de enige Kerk van Christus. (...) Onze Verlosser heeft haar, na zijn verrijzenis, aan Petrus als herder toevertrouwd Vgl. Joh. 21, 17 . Aan hem en aan de andere apostelen heeft Hij haar uitbreiding en leiding opgedragen Vgl. Mt. 28, 18. vv . Haar heeft Hij voor eeuwig opgericht als pijler en grondslag van de waarheid Vgl. 1 Tim. 3, 15 . Deze Kerk, in deze wereld ingesteld en uitgebouwd als een maatschappij, bevindt zich (subsistit) in de katholieke Kerk, die door de opvolger van Petrus en de met hem verenigde bisschoppen wordt bestuurd." 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 8 Met de term "subsistit in" wilde het Tweede Vaticaans Concilie twee leerstellingen met elkaar in overeenstemming brengen: aan de ene kant, dat de Kerk van Christus ondanks de verdeeldheden die onder christenen bestaan, volledig slechts in de katholieke Kerk voortgaat te bestaan, en aan de andere kant, "dat er ook buiten haar schoot meerdere bestanddelen van heiliging en waarheid te vinden zijn" 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 8 Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 15 Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Decreet, Over de oecumene, Unitatis Redintegratio (21 nov 1964), 3 Vgl. H. Paus Johannes Paulus II, Encycliek, Over de inzet voor de oecumene, Ut Unum Sint (25 mei 1995), 13 , namelijk in de Kerken en kerkelijke Gemeenschappen, die niet in volledige gemeenschap met de katholieke Kerk zijn. Congregatie voor de Geloofsleer, Notificatie over het boek van Pater Leonardo Boff: Kerk, Charisma en Macht. Poging tot een militante ecclesiologie (11 mrt 1985). De authentieke betekenis van de Concilietekst is daarom in tegenspraak met de interpretatie van degenen die uit de term "subsistit in" de mening afleiden, dat de enige Kerk van Christus ook in andere christelijke Kerken gerealiseerd kan zijn. "Het Concilie daarentegen heeft het woord "subsistit" juist daarom gekozen, om duidelijk te maken, dat er slechts één enige "subsistentie" van de ware Kerk bestaat, terwijl er buiten haar zichtbare structuur enkel 'elementen van kerkzijn' bestaan, die - aangezien zij elementen van dezelfde Kerk zijn - naar de katholieke Kerk neigen en toeleiden" (AAS 77 (1985) 758 vlg.). Met betrekking tot deze Kerken en kerkelijke Gemeenschappen moet men eraan vasthouden dat "zij hun werkzaamheid juist ontlenen aan de volheid van genade en waarheid die aan de katholieke Kerk is toevertrouwd". 2e Vaticaans Concilie, Decreet, Over de oecumene, Unitatis Redintegratio (21 nov 1964), 3