
H. Paus Johannes Paulus II - 5 november 1979
Het komt ons dus voor dat de bijeenkomst van het kardinalencollege van de herfst van dit jaar er goed aan doet minstens op beknopte wijze een aantal kwesties te behandelen die buiten het thema van de bisschoppensynode vallen. Deze kwesties, die we hier bij wijze van inleiding kort willen schetsen, zijn, gezien de situatie van de universele kerk, van groot belang; en hangen ons inziens bovendien nauwer met het ambt van de bisschop van Rome samen dan het thema van de bisschoppensynode. Maar het is duidelijk dat hier geen scherpe afbakeningen gelden.
Om te beginnen willen we opmerken dat we, afgezien van de problemen die we dadelijk zelf te berde zullen brengen, ook raadgevingen en voorstellen verwachten van de afzonderlijke leden van deze bijeenkomst. Er is daarvoor ruimschoots tijd uitgetrokken op onze dagorde. In tegenstelling tot de bisschoppensynode, volgt deze dagorde namelijk geen bijzonder statuut; ze wordt ad hoc opgesteld overeenkomstig de voorziene eisen van deze bijeenkomst zelf (enigszins naar het voorbeeld van de voltallige vergaderingen voor de beide conclaven van vorig jaar). We willen daar nog aan toevoegen dat we, afgezien van de mondelinge interventies, ook veel gewicht hechten aan de meningen en voorstellen die schriftelijk worden ingediend. We begrijpen dat dit werk niet al te veel tijd van de eerbiedwaardige leden van het heilig college in beslag mag nemen; we hebben dat voor ogen proberen te houden bij de vaststelling van program en dagorde van onze bijeenkomst.