
H. Paus Johannes Paulus II - 5 november 1979
Eerbiedwaardige broeders, leden van het heilig college! De kardinaal-deken heeft ons met zijn gebruikelijke vriendelijkheid en waarheidszin ook uit uw naam geluk willen wensen met onze naamdag. Op onze beurt dienen wij hem op de eerste plaats openlijk van onze beste wensen te verzekeren en hem oprecht te danken, niet alleen voor zijn verslag over het verloop van ons eerste ambtsjaar als herder van de universele kerk, maar ook voor wat hij, eveneens uit uw naam, onszelf toegewenst heeft alsmede aan de kerk, ja aan heel de mensheid, namelijk een algemene vernieuwing die door de praktijk van het leven tot aansluiting bij Christus' leer moge leiden. Ligt hier, om het kort samen te vatten, niet het geestelijk doel dat het Tweede Vaticaans Concilie voor ogen stond, dat grote kerkgebeuren van deze eeuw, dat door heel het volk van God in praktijk dient te worden gebracht? Onze beminde kardinaal Confalonieri, die dezelfde doopnaam draagt als wij, heeft terecht melding gemaakt van de heilige Carolus Borromeüs, onze hemelse patroon. Wat een werk heeft deze niet verzet en wat een moeite heeft hij niet gedaan om in het enorme aartsbisdom Milaan de wijze richtlijnen op leerstellig, moreel, pastoraal en liturgisch gebied in te voeren die het concilie van Trente had vastgelegd!
Op dit ogenblik van dank en zegening, waarop wij allen bijeen zijn, willen wij onze patroonheilige vurig bidden om ons hart te vervullen van het vuur en de ijver waarmee hij zich zelf aan de kerk en de zielen heeft gewijd.