H. Paus Johannes Paulus II - 5 oktober 1995
Vaak gaan deze beide vormen van utilitarisme samen en dat is een verschijnsel, dat in grote mate de verhoudingen heeft gekenmerkt tussen het 'noorden' en het 'zuiden' van de wereld. Voor de ontwikkelingslanden ging het bereiken van de politieke onafhankelijkheid maar al te vaak gepaard met een daadwerkelijke situatie van economische afhankelijkheid van andere landen. Men moet benadrukken, dat in sommige gevallen de ontwikkelingsgebieden zelfs een stap terug hebben moeten doen, zodat enkele staten niet over de middelen beschikken om te voorzien in de wezenlijke behoeften van hun volkeren. Zulke situaties zijn in strijd met het geweten van de mensheid en vormen een geweldige uitdaging voor de familie van de mensheid. Het aannemen van die uitdaging vraagt vanzelfsprekend om veranderingen, zowel in de ontwikkelingslanden als in de op economisch gebied meer ontwikkelde landen. Wanneer de eerstgenoemde volledige garanties weten te bieden voor een goed gebruik van de hulpbronnen en -middelen en evenzo voor het respecteren van de mensenrechten, door waar nodig onrechtvaardige, corrupte en autoritaire regeringsvormen te vervangen door regeringsvormen van het democratische en inspraak duldende type - komt dan niet daadwerkelijk de beste civiele en economische energie van het eigen volk vrij? En moeten de reeds ontwikkelde landen van hun kant niet toegroeien naar houdingen, die afstand nemen van een puur utilitaristische logica en worden bepaald door een grotere rechtvaardigheid en solidariteit?
Ja, geachte dames en heren, op het internationale economische podium moet een ethiek van de solidariteit terrein winnen, wanneer men wil dat participatie, economische groei en een rechtvaardige verdeling van de goederen de toekomst van de mensheid moeten kenmerken. De internationale samenwerking, waarop het Handvest van de Verenigde Naties zich beroept" om internationale problemen van economische, sociale, culturele en humanitaire aard op te lossen" (art. 1.3), mag niet slechts gedacht worden in het kader van hulp en bijstand of zelfs vanuit het oogmerk om profijt te trekken uit de ter beschikking gestelde hulpbronnen. Wanneer miljoenen mensen armoede lijden - en dat betekent honger, ondervoeding, ziekte, analfabetisme en vernedering -, moeten wij ons niet alleen herinneren dat niemand het recht heeft iemand anders ten gunste van zichzelf uit te buiten, maar ook en vooral onze inzet vergroten voor die solidariteit, die het anderen mogelijk maakt, in de concrete economische en politieke omstandigheden die creativiteit aan de dag te leggen, die een kenmerkende eigenschap is van het menselijk individu en die de rijkdom van de naties mogelijk maakt.